opgesteld. Artikel 1 somt de samenstelling op, let wel de ideale samenstelling, want deze kwam niet vaak voor. Aan het hoofd van de Rode Roede stond een kapitein, geassisteerd door een luitenant en vier dienaren. Twee dienaren trokken op met de kapitein, de andere twee met de luitenant. De betrekking van de eerste verviel al in 1719, die van de laatste in 1805, nadat deze functie al vanaf 1797 vacant was geweest (7). De Rode Roede had vérgaande bevoegdheden en stond als zodanig 'in pro tectie en sauvegarde' van de Staten van Walcheren. Artikel 7 van de instructie uit 1664 stelde zelfs, dat, als de Rode Roede of zijn dienaars iemand zonder opzet doodden, zij daar niet op aangesproken zouden kunnen worden. De Rode Roede en zijn dienaren gingen van dorp tot dorp op zoek naar landlopers en bedelaars, die zonder schriftelijke toestemming van een stadsbe stuur rondliepen. Zij werden opgepakt, gegeseld en gelast binnen 24 uur het eiland te verlaten met de bedreiging dat hen nog een pak slaag te wachten zou staan, als ze het waagden om terug te komen. Niet alleen bedelaars, maar ook ketelaars (ketellappers), sopher-priemers (zwavelstokjesverkopers), schoen lappers en kramers en soldaten die geen schriftelijke toestemming of paspoort van hun overste hadden gekregen, waren verdacht en ondergingen de geselingen. Ook mensen wier aanwezigheid bij plakkaten verboden was, moesten worden opgepakt. De instructie drukt het fraai uit: 'alle heydenen Egyptenaren en diergelijke landlopers'. De landlopers hielden zich graag op in meestoven en de Rode Roede zou zich zelf niet zijn, als zij hen ook daar niet wist te vinden. De instructie stelde, dat de landlopers uit de meestoven verjaagd moesten worden. Ook de meestoven in de Middelburgsche polder werden door de Rode Roede doorzocht en uitge kamd (8). Zwaardere gevallen dan bedelarij moesten overgedragen worden aan het plaat selijk gerecht om aldaar berecht te worden. Daarna werden ze of in de ge vangenis geworpen, of meteen van het eiland gestuurd. Schippers en andere 'schuytevoerders' werden gelast om op vertoon van een brief, ondertekend door de baljuw van de stad of het dorp, ze weg te voeren (9). Elke donderdag was de Rode Roede in Middelburg om in de kamer van de Staten van Walcheren in de abdij rapport te doen van haar bevindingen en een lijst te overleggen met namen van personen welke 'geëxecuteerd of geappre- hendeerd' zijn. Ook moesten zij briefjes overleggen, ondertekend door de secretarissen of predikanten van de verschillende dorpen, als bewijs dat zij op route waren geweest (10). Om de Rode Roede te financieren werd in eerste instantie een halve stuiver per gemet geheven. Vóór 1641 was dit al verhoogd tot een stuiver en in dat jaar werd aan de Staten van Zeeland toestemming gevraagd om een stuiver extra te heffen. In 1662 stemden de Staten van Zeeland toe, dat over een periode van zeven jaar vier gulden per okshoofd wijn en twee schellingen op iedere ton bier geheven werd om de Rode Roede te betalen. Het tractement van de Rode Roede werd elke drie maanden uitgekeerd. In 1663 kreeg de kapitein 400 gulden per jaar, de bedienden 200 gulden. In 1674 was het tractement voor alle functionarissen de helft minder. In 1715 waren de totale kosten ongeveer 170 ponden Vlaams (ruim 1000 gulden) (11). De praktijk Het was voor de Rode Roede niet altijd gemakkelijk om hun taak naar beho ren uit te voeren. Ze hadden hun handen vol aan de vele niet geoorloofde per- 11

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1989 | | pagina 13