sonages, die zich op het platteland ophielden en moesten dikwijls ook een dik
ke huid hebben.
Luitenant Jacob Muysenaar klaagde in 1755 bij de Staten van Walcheren 'dat
het platteland met bedelaars en alderhande slegt volk is vervult'. In 1658 wordt
gesproken over 'het groot overlast haer (de boeren) dagelicx werd aangedaen'.
Een schatting uit 1685 geeft een aantal van 2 a 300 personen wiens verblijf niet
toegestaan was. Muysenaar wilde weten in hoeverre de instructie ging in het
geven van bevoegdheden om kooplieden, die zonder toestemming van de Sta
ten of Magistraten van de steden hun koopwaren aan de man probeerden te
brengen, aan te pakken. Als hij hen aanhield en vroeg om hun vergunning,
werd hij niet gehoorzaamd en in plaats van de papieren te krijgen werd hem de
huid volgescholden. Ook wist hij niet hoe hij moest optreden tegen het weiden
van koeien, paarden, schapen en varkens langs 's Heren Wegen. Secretaris De
Beaufort werd opgedragen de instructie van 1664 nog eens te onderzoeken.
Deze vond in de instructie en in de plakkaten van de Staten van Zeeland, als
ook in vorige besluiten van de heren Staten en Brede Geërfden, voldoende ba
sis voor de Rode Roede om hun werk naar behoren uit te kunnen oefenen. De
luitenant en de bedienden werden in de vergadering hartig toegesproken dat ze
hun taak maar zo goed mogelijk dienden uit te oefenen (12).
Het schutten van loslopend vee was eigenlijk toebedeeld aan functionarissen
die hiervoor speciaal waren aangesteld, de schutters. Het was zeker een kleine
moeite voor de Rode Roede om tijdens de rondgang over het eiland ook uit de
wei losgebroken vee te vangen.
Het overdragen van opgepakte personen aan het plaatselijk gerecht leverde wel
eens moeilijkheden op. Toen luitenant Jochem Klaas met twee bedienden in
1738 op het grondgebied van Vlissingen een man en een vrouw 'die in vleselijke
conjunctie waren' betrapte en ze vervolgens naar Middelburg in plaats van
naar Vlissingen had overgebracht, dienden de heren van Vlissingen een klacht
in bij de Staten van Walcheren en eisten dat de luitenant werd ontslagen. De
heren Staten en Brede Geërfden vonden dat de zaak niet zo'n vaart liep en
Jochem Klaas kwam er met een standje vanaf (13).
Het stadsbestuur van Veere was behoorlijk fel wat het oppakken en verwijde
ren van ongewenste personen betrof. Toen de baljuw van Vlissingen weigerde
opgepakte zigeuners aan te nemen, beloofde de baljuw van Veere, dat hij er
wel voor zou zorgen dat ze van het eiland werden gestuurd (14).
Met die zigeuners had de Rode Roede ook wat te stellen gehad. Het polder
bestuur had in 1731 aan de Staten van Walcheren verzocht om assistentie van
de Rode Roede. Er hadden zich onder Welsinge zigeuners gevestigd. 'Een rot
of famielje van mensen en de cost wonnen zonder wercken en sedert hun
aankomst de buuren eenige goederen miste'. De functionarissen van de Rode
Roede werden opgedragen 'hetselve rot op te soeken' en weg te voeren.
Ook toen weigerde de baljuw van Vlissingen ze op te nemen, waardoor de
Rode Roede genoodzaakt was hen in hun eigen huizen vast te houden 'en des
anderen daags met een vaartuig uyt dit Eyland' weg te laten voeren (15).
Belevenissen
Wat de functionarissen van de Rode Roede beleefden is beknopt weergegeven
in de notulen van de vergaderingen van de heren Staten en Brede Geërfden van
Walcheren. Met een beetje verbeelding kun je je indenken hoe de Rode Roede
12