hak die op zijn schoen afketste. Hij viel achterover, krabbelde overeind en
zette het ook op een lopen. De president van het polderbestuur, J.W. Schorer,
sprak in de vergadering zijn afschuw uit over deze zaak. Men besloot de gene
raal van de soldaten aan te spreken over deze zaak en de opbergplaats van de
materialen beter te bewaken. In de vergadering van 14 februari 1805 deed de
griffier Jacobse verslag van zijn bezoek aan Westkapelle en het regiment. De
vijf bedienden van de Rode Roede waren er ook bij en hen werd gevraagd of ze
de schuldige zouden herkennen. Als ze niet mee zouden werken aan het onder
zoek, dan zouden zij hun betrekking kwijt raken. Maar de vijf verklaarden
unaniem dat ze niet in staat waren de schuldige aan te wijzen, omdat het al
donker was toen ze hem hadden gesnapt. Ze zouden liever hun baan verliezen,
dan dat ze iemand ten onrechte zouden beschuldigen. In ieder geval konden ze
vertellen dat het iemand van het infanterie was. De generaal riep toen de com
mandant en de andere officieren van het 'cantonnement' voor zich en vroeg
aan hen of zij van het voorgevallene op de hoogte waren en of zij wisten wie de
dader was. Ook zij moesten het antwoord schuldig blijven. De commandant
had zelf enkele dagen daarvoor een verbod uitgevaardigd, waarin het stelen
van materialen werd verboden. De generaal liet toen het regiment een kring
formeren, ging in het midden staan en sprak de soldaten toe 'zich zorgvuldig te
wachten voor het steelen van materialen'. Als iemand werd gesnapt, dan moest
de helft van het regiment vier en twintig uur aan de buitenzijde van de zeedijk
bivakeren en het gehele regiment werd naar het fort Rammekens gebracht om
daar onder arrest te blijven.
De commissie uit het polderbestuur, welke belast was met het uitzoeken van
deze zaak, rapporteerde ook aan de vergadering, dat het gemeentebestuur van
Westkapelle nalatig was geweest om de materialen van het eiland te bescher
men. Ze hadden de baljuw van Westkapelle, Willem Leunisse Roelse, die te
vens ook commies van de Westwatering was, aangespoord, om er bij het
gemeentebestuur op aan te dringen een publikatie af te kondigen waarbij het
vervreemden van 's Lands Materialen' werd verboden. Roelse's pleidooi werd
door het gemeentebestuur voor kennisgeving aangenomen.
Generaal Osten was ondertussen nog steeds niet achter de namen gekomen van
de daders. Hij liet de korporaal, die de wacht had op die bewuste avond, naar
Middelburg overbrengen om daar ondervraagd te worden en in de gevangenis
op te sluiten. De namen van de daders zijn de commissie niet meer ter ore ge
komen. De zaak zal wel in de doofpot zijn geraakt (18).
Noten:
1C. de Waard. Inventaris van de archieven der besturen van het eiland Wal
cheren, 1511-1870, Middelburg 1914, blz. 209.
2. J.B.V. Weiten. Pioniers aan de Oosterschelde, Catz 1598-1625, 's Graven-
hage 1986, blz. 17.
3. Rijksarchief in Zeeland. Archief Staten van Zeeland inv. nr. 1669;
4. Als noot 1
5. A.A. Beekman. Het Dijk- en Waterschapsrecht in Nederland vóór 1795,
Tweede Deel, 's Gravenhage 1907, blz. 1394, 1395.
6. Oud Archief Waterschap Walcheren (OAWW, inventaris De Waard),
inv. nr. 827.
7. Een lijst van functionarissen van de Rode Roede bevindt zich in Waard,
a.w., blz. 814.
15