REACTIE OP over Walcheren in 1809 nu een eerste indruk moet hebben gekregen van dit, volgens mij curieuze, boekje. Het is in te zien (maar helaas niet uitleenbaar) bij de Zeeuwse bibliotheek (nr. 133H40) en de titel is 'Letters from Flushing by an officer of the eighty-first regiment. Het enige waar ik nu nog benieuwd naar ben is: wie was die Engelse officier? In het boekje vinden we nergens zijn naam, maar ik denk dat het niet zomaar een 'gewoon' officier was. Mocht ik daarover nog iets te weten komen, dan laat ik het de Wete weten in een 'letter from Flushing' - anno 1989! Nog één keer 'De molens van Veere' door E. van Wijk Bij een debat op radio of t.v. krijgen de deelnemers evenveel spreektijd. Dat zelfde geldt voor een discussie in een tijdschrift wat betreft het aantal pagina's. De heer Midavaine heeft 13 pagina's gebruikt; ik zelf 2. Ik vind het dus terecht dat de redactie mij nog ruimte geeft voor een weerwoord, ook al erken ik dat het voor de lezer er niet interessanter op wordt. Mijn bezwaar tegen het artikel van de heer Midavaine van juli 1987 was dat er geen archieven waren geraadpleegd en dat afgegaan was op oudere literatuur. Dat verbaast temeer omdat al meerdere jaren het bijzonder rijke archief van Veere is te raadplegen. Het tweede artikel verschilt op essentiële punten van het eerste, waaruit duidelijk blijkt dat archiefonderzoek noodzakelijk was en is. De meeste van mijn genoemde bezwaren in De Wete van oktober 1987 worden door de heer Midavaine bevestigd of er wordt niet op ingegaan. Er blijven nog enkele verschilpunten over en er zijn weer enkele nieuwe ontstaan, waarop ik hier puntsgewijs zal ingaan. Er is mij geen kritiek bekend op het Rood Costuum boek. Ik weet wel dat de transcripties (overzettingen) van Ermerins (of van een klerk) wemelen van fouten en weglatingen. Dat geldt voor de ordonnantie van Wolfert van Borsele, dat geldt ook voor andere transcripties. Ik houd het daarom op het jaar 1340 (Gegeven in 'j jaer Ons Heren duysent driehondert ende viertich, des donredaechs na Sinte Victorsdach). Of pastoor Van der Horst uit de vorige eeuw het origineel heeft geraad pleegd, is niet meer te controleren. Dat de watermolen is opgehouden te functioneren in 1595 blijkt o.a. uit een brief van Prins Maurits (nr. 170). De verplaatsing van de molen naar het molenbolwerk is iets minder duide lijk. Wel is zeker dat het geen nieuwbouw is, want o.a. in de Rek. C.C. penning wordt gesproken over de 'oude' molen, in tegenstelling tot de molen op het Mauritiusbolwerk, gebouwd in 1596/1597, die 'nieuwe' wordt genoemd. Het verplaatsen van standerdmolens kwam veel voor. Door ontbreken van archivalia, juist over deze periode, ben ik afgegaan op 'Tegenwoordige Staat' en het jaar 1596 genoemd als jaar van verplaat sing. De levering van stenen 'tot den wintmolen' was mij bekend, maar ik heb er niet de conclusie uit getrokken dat dit was voor teerlingen waar de 27

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1989 | | pagina 29