verder: '...Dat de uitslag van hef gesprek met den Minister van Justitie is ge
weest, dat zijne excellentie, het gevoelen der regtbank deelende, dat de lokalen
dezer Regtbank, althans zeer zeker bij hare uitbreiding, onvoldoende zijn en
dat hare verplaatsing naar het voormalig Hofgebouw wenschelijk is, eene be
spreking dezer zaak met zijnen ambtgenoot voor Binnenlandsche Zaken toege
zegd heeft...'.
In de vergadering van 20 september 1877 (2), we zijn dus bijna een jaar verder,
deelt de voorzitter mee dat, met het oog op de le januari a.s., de datum van in
gebruikneming van het voormalig Hofgebouw, met dat tijdstip zullen worden
aangesteld een concierge en een bode.
Men had voor de eerste functie de concierge van de gemeente op het oog. Maar
omdat deze zijn functie bij de gemeente bleef vervullen werden er sollicitanten
voor de functie van concierge opgeroepen. In totaal kwamen er 60 sollicitaties
binnen. Uit dat getal werd door de huishoudelijke commissie een drietal opge
steld, waarna men in de vergadering van 27 november 1877 (2) besloot een van
hen te benoemen.
Op 29 december 1877 (2) werd de laatste vergadering in een der lokalen van het
raadhuis gehouden, waarbij door de voorzitter '...nog eenige mededeelingen
omtrent het ingebruikstellen van het nieuwe geregtsgebouw...' deed en daarna
de laatste bijeenkomst der Regtbank ten stadhuize sloot.
Voor de verhuizing moesten diverse kosten worden gemaakt (3).
Meubelmaker en tapijtwerker Bernardus Neelmeijer te Middelburg vroeg voor
zijn te verrichten werkzaamheden een bedrag van 393,Daarvoor werden
diverse tapijten gelegd en gordijnen gemaakt en vermaakt. Voorts berekende
hij voor het '...Afbreken, repareren, verhuizen, wederplaatsen, in orde
brengen en bijschilderen van diverse meubelen, kasten, stoelen enz. der ver
schillende lokalen der Regtbank en van het Kantongeregt, alsmede het over
brengen van de Bibliotheek van de Regtbank en de boeken en stukken van het
Parket der Regtbank en van het Kantongeregt...' een bedrag van 275,
De smid Marinus Pluijmers te Middelburg rekende voor het verplaatsen en
herstellen van de kachels, idem voor de bellen en nog enkele andere dingen
90,De schoorsteenveger en rookverdrijver Johannes Maria Bernardus
Fransella te Middelburg rekende voor het nazien en doen van kleine herstel
lingen aan 20(!) schoorstenen 21,en voor het leveren en plaatsen van een
zinken buis op den schoorsteen van het Kabinet van de Regter-Commissaris
(thans de bibliotheek van de rechtbank) een bedrag van 17,
De verhuizing kostte dus in totaal een bedrag van 796,
In het jaarverslag van de gemeente Middelburg van 1877 wordt op bladzijde 48
bij de toelichting op straat A melding gemaakt van de huuropzegging door de
Minister van Justitie tegen 1 januari 1878 van het gebruik der lokalen in het
raadhuis aan de Markt.
In de eerste vergadering in het nieuwe gebouw vermeldt de voorzitter een stuk
je dat geplaatst werd in de Middelburgsche Courant van 10 januari 1878, nr. 8
waarin verslag werd gedaan van de eerste zitting in het nieuwe gebouw.
Over de bestemming van het gebouw aan het Hofplein in de periode tussen de
opheffing van het hof in 1876 en de ingebruikneming als rechtbank in januari
1878 heb ik weinig kunnen vinden. Tot nog toe het volgende: In het jaarverslag
van de Provincie Zeeland van 1878(4) wordt vermeld dat het gebouw van 6
februari 1877 tot 1 november 1877 in gebruik is geweest als rijkskweekschool.
In datzelfde jaarverslag(5) schrijft de provinciale archivaris '...dat bij gelegen
heid der opheffing van het Provinciaal Gerechtshof van Zeeland in 1876 door
hem van de voormalige griffier van dat hof, was overgenomen, het archief van
32