Dit alles is tegenwoordig nog zo. De broek echter reikte vroeger slechts tot de
knie en bij hoogtijden zag men bij notabele personen de onderbroek, die
onder de knie was dichtgeknoopt.
Tegenwoordig draagt men de wijde lange broek, echter lang niet zo wijd als de
befaamde Marker- of Volendammerbroek.
De dikke wollen kousen waren blauw of grijs; de lage schoenen van gewoon
vetleer, dat nooit gepoetst werd. Zij werden dichtgeknoopt met lange leren
strikken.
We kunnen dus wel constateren, dat er verscheidene 'onderdelen' van de Wal-
cherse klederdracht verdwenen zijn. Vooral bij de vrouwenkleding lijkt het wat
op een zich aanpassen bij de burgerdracht. De typisch-boerenstoffen, die
vroeger voor 'beuk en doek' gebruikt werden, ziet men niet meer. Ze worden nu
vaak gemaakt van stoffen, die ook gebruikt worden voor damesjaponnetjes en
bij den marktkoopman Donderdags heel voordelig worden ingeslagen. De
schoenen van de hedendaagse Walcherse zijn wel altijd zwart, maar soms
voorzien van vrij hoge hakken. De oude beugeltas, die vroeger onder de schort
gedragen werd, is, vooral bij de jongere generatie, vervangen door een 'dames
tas', die aan de hand gedragen wordt.
Ook bij de mannenkleding is een zekere vervlakking te bespeuren. Men ziet
soms boeren in Walchers kostuum met een gewone grijze pet' op het hoofd.
Men kan zich voorstellen hoe lelijk dit staat boven het zwarte pak. De schoenen
van vroeger ziet men bij de jongere boeren in dracht ook niet meer. Cres of
Robinson worden ook aan hèn verkocht! Zonder daarvan aan de dragers een
verwijt te maken, valt deze vervlakking hierom te betreuren, omdat men er
zodoende gauwer toe komt, het hele Walcherse kostuum vaarwel te zeggen.
Dat dit laatste gebeurt en wel in een onrustbarend tempo, bewijzen de feiten.
Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst - maar juist onder de jeugd openbaart zich
het afleggen van de gewestelijke dracht het sterkst. De gevolgtrekking is
gemakkelijker te maken
Reeds in 1925 werd door de Commissie voor de Zeeuwse folklore een enquête
ingesteld naar het aantal kinderen, dat de lagere scholen op Zuid-Beveland en
Walcheren bezoekt, gekleed in een der Zeeuwse klederdrachten. Voor de
overige delen van Zeeland, waar het landseigene kostuum reeds geheel of bijna
geheel was uitgestorven, scheen dit volmaakt overbodig. Uit het onderzoek
bleek, dat het met Zuid-Beveland toen reeds treurig gesteld was. Behalve op de
R.K. scholen was het aantal kinderen in Zuidbevelands kostuum zeer gering.
Maar met Walcheren stond het er toen nog beter voor.
Het lag in de bedoeling, deze enquête op geregelde tijden b.v. na verloop van
5 jaar, te herhalen, 'ten einde (wij citeren nu het officiële verslag)zodoende
een overzicht te kunnen krijgen van het stationair blijven dan wel het afnemen
- toenemen zal wel uitgesloten zijn - van het nationale kostuum voor dit deel der
Zeeuwse jeugd'.
Deze nog enigszins optimistische verwachtingen heeft men na 1925 echter niet
meer aan de feiten getoetst. Daar ons echter enkele Walcherse scholen van zeer
nabij bekend zijn en daarop een grote teruggang te bespeuren viel van de aloude
dracht, hebben wij, dank zij de vriendelijke medewerking van de hoofden der
scholen, gegevens verzameld over de toestand van heden.
Deze noemt D.J. van der Ven in 'Zeeuwsch volk in Zeeuwsche dracht' een 'mensenpet'. Bij de
Walcherse bevolking is deze naam echter onbekend. Men zou uit dit woord voor den boer ook een
minder vleiende conclusie kunnen trekken!
13