c. Art. 11 van hoofdstuk 3 van de keur van 1495 zondert inderdaad letterlijk het bezoute land van werking van de keur uit: 'Item dat alle bezoutte landen zullen buyten deser kuere wesen, als zy van ouds geweist hebben; Dezelfde volzin gaat dan echter verder: 'maer den scade, die men den heerder doet, die in zoutte landen liggen, dat sal men hem beteren negen scatten van den misdadegen goede Die negenvoudig verzwaarde boete voor mis drijven tegen herders op de schorren is overgenomen uit de keur van 1256/58 (art. 57 Latijnse tekst), maar het uitsluiten van het zoute land staat vóór 1495 in geen enkele keur, wat voor 'n zo belangrijke uitzondering toch wel erg vreemd lijkt. Kijken we dan ook nog naar art. 4/23 van de nieuwe keur dat 'besouten lande' uitsluit (zie hiervóór onder b.), dan lijkt de verklaring van deze puzzel niet al te moeilijk. De mannen die de keur van 1495 voorbe reidden hebben zichzelf van de wijs gebracht door het 'Zoutenlande' van 1256/58 over te nemen als 'besouten lande'. Ze hebben een tegenstrijdigheid gevoeld tussen enerzijds het uitsluiten van de schorren en anderzijds de extra straf op misdrijf tegen herders op die zelfde schorren, en hebben daarom in art. 3/11 die verhoogde boete gepresenteerd als een uitzondering op de door hen veronderstelde algemene regel. Met 'van ouds' gaven ze dan m.i. te kennen dat ze niet wisten waar die algemene regel vandaan kwam: ik schreef hiervóór al dat een uitsluiting van het zoute land in geen enkele vooraf gaande keur staat. 4. Op grond van het vorenstaande meen ik dat de Zeeuwse keur van 1495 geen argumenten kan verschaffen voor de opvatting dat de keur van 1256/ 58 met Soutenlande niet de nederzetting Zoutelande maar het Zeeuwse buitendijkse land bedoelt. We kunnen er niet omheen dat de Zeeuwse keur van 1256/58 in zijn officiële Latijnse tekst letterlijk spreekt van de keur van Zoutelande. Dit artikel moet als uitspraak van de Zeeuwse vierschaar zijn toegevoegd tussen 1256/58 en 1328, en als de keur van 1290 niet zo haastig in elkaar was gesmeten, zouden we deze toevoeging zelfs op na 1290 hebben kunnen stellen, omdat laatstgenoemde keur slechts 'Middelbourch, Ziericzee, West- cappelen ende Dombourch' uitsloot van zijn werking. III De stad Zoutelande in de 15e eeuw, en iets over de Zoutelandse scheepvaart. Poelman geeft 5 teksten uit de 15e eeuw waarin sprake is van de stad Zoutelande. Het gaat hier om de nasleep van de Hollands-Wendische oorlog (1438/41), veroorzaakt door het opdringen van de Hollandse vrachtvaart in de Oostzee, waartegen de Hanzesteden aldaar zich verzetten. De teksten komen uit (iet archief van de graven van Holland en de stadsreke ningen van Middelburg, en duiden een aantal Zeeuwse scheepvaartplaatsen aan als 'steden'. Ik volsta met het citeren van één der teksten, afkomstig uit de rekening van de rentmeester-generaal van Holland, Zeeland en Friesland van 1446/47, fol. 115: 'Upten 5en dach in Julio gesent Reynkin Gerijtsz, bode etc. mit mijns genadichs Heren besloten brieven aen den steden van den Brielle, Zierixee, Westcappel, Brouwershaven, Middelborch, Vere, Vlissingen, Westenscouwen, der Tholen, Goes, Remerswalen, Zoutelande ende Cortkene, inhoudende, dat sij seynden soude hoere gedeputeerden in den Hage Buiten Zoutelande is van al de in deze teksten genoemde Zeeuwse steden stadsrecht bekend, helaas met één uitzondering. Van stadsrechten van Westen- 26

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1989 | | pagina 28