schouwen is namelijk nooit sprake geweest, en het is dus denkbaar dat ook Zoutelande toen geen stad in juridische zin was, maar uitsluitend in econo mische zin. en daardoor in het niet-officiële spraakgebruik als stad werd beti teld. Wèl officieel is de door de ambachtsvrouwe van Zoutelande uitgevaardigde ambachtskeur van 1499 (een soort algemene politieverordening), maar de considerans hiervan spreekt over ...'onzen dorpe ende heerlicheit van Zoute lande Al even negatief is het feit dat de kanselarij van de Hollandse graven al in de 14e eeuw getracht heeft alle stadsrechten te verzamelen, maar dat niettemin in het grafelijk archief niets omtrent een stadskeur van Zoutelande te vinden is. Uit de stukken inzake de Hollands-Wendische oorlog blijkt dat Zoutelande in de 15e eeuw aanmerkelijke internationale vrachtvaart had, wat op het eerste gezicht vreemd lijkt. Deze vrachtvaart kwam echter voort uit kustvisserij met boten die op het strand werden getrokken. Een haven in de moderne betekenis van een gegraven bassin was daarvoor niet nodig, en men had genoeg aan een wat beschutte ligplaats. Zo'n 'hide' wordt voor Westkapelle en Domburg uit drukkelijk vermeld, en Zoutelande lag achtereen lange, beschuttende zandbank die door een smalle geul van het strand was gescheiden, zoals we op een afbeelding van midden 16e eeuw zien. Ook was de zee in de Westerscheldemond minder ruw dan tegenwoordig doordat daat de Vlaamse eilanden Wulpen, Koezand, Schoneveld en Waterduinen lagen. Tot slot van dit hoofdstuk nog wat meer over de relatie van Zoutelande met de zee, en dan begin ik met de vermelding van Zoutelandse schippers in Engelse havenarchieven vanaf 1302. De beroemde Vlissingse scheepsbevelhebbers Evertsen stamden af van de in 1601 overleden Evert Heindricxssen, die in Zoutelande was geboren en zich daar op de koophandel had toegelegd. H ij was getrouwd met de Zoutelandse Leyntje Leynise. Er wonen nog steeds Leijnses in Zoutelande, en de naam is ook bekend geworden door de Zoutelandse matroos Jasper Leynsen, die in 1547 tijdens de zeeslag bij Reimerswaal de vlag van het Spaanse admiraalsschip neerhaalde. Omstreeks 1780 eindigde de Zoutelandse kustvisserij, en in 1881 werd de reddingboot van Zoutelande naar Vlissingen verplaatst (vriendelijke mededeling van de heer J.L. van Leeuwen). IV De nieuwe steden Veel Europse steden zijn 'organisch gegroeid' uit langzaam en spontaan ontstane nederzettingen. Ze hebben gewoonlijk een radiaal-concentrische plat tegrond, d.w.z. met vanuit een centraal punt uitstralende wegen die met elkaar verbonden zijn door radialen. We zien deze opzet ook in het web van een kruisspin, en een mooi voorbeeld is Middelburg, waar binnen de omwalling van midden 13e eeuw niet minder dan 8 uitstralende wegen aanwijsbaar zijn. Een geheel andere opzet vertonen de steden die men vanaf de 12e eeuw in veel landen om allerlei redenen doelbewust is gaan stichten. Deze 'nieuwe steden' onderscheiden zich van het oude type stad door hun meer regelmatige, vaak rastervormige plattegrond. De stichters stimuleerden de groei van hun rationeel opgezette scheppingen door ze heel snel stadsrechten te verlenen en door ook met andere privileges mensen van elders ertoe te brengen zich er te komen vestigen. Ook in de Vlaamse kustvlakte zijn in de 12e en 13e eeuw planmatige havenstadjes gesticht door de Vlaamse graven: Grevelingen, Duinkerke, Mar- dijck, Nieuwpoort, Damme, Biervliet, Oostende, Monnikerede, Hoekeen Sluis. Sommige hebben zich niet als steden kunnen handheven, en in dit verband is het volgende citaat uit Rottier en Arnoldus (p. 132) verhelderend. 27

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1989 | | pagina 29