landen. In 1405 zien we de burgemeesters en schepenen verordenen, dat geen herberg of taveerne in het vervolg gedreven mag worden door een vreemdeling. Men moest burger van de stad zijn om het recht te hebben een herberg te openen. Daarenboven, om conflicten te voorkomen, mocht aan kopers en verkopers niet samen onderdak geboden worden, maar zij moesten aparte huisvesting hebben. De herbergier mocht bovendien geen enkele koopwaar kopen noch verkopen, die niet bij zijn nering behoorde, prijzen en beloningen waren heel precies vastgesteld, enz. (zie Inventaris, No. 108). De buitenlanders kregen dan ook alle mogelijke faciliteiten bij het handeldrijven in een stad die hen zoveel zekerheid bood. Later, om risico's te vermijden, verboden diezelfde schepenen 'aan Oosterlingen, Spanjaar den, Portugezen, Hollanders, Fransen en anderen, om hetzij des daags, hetzij des nachts, hun schepen te verlaten, met hakbijlen, rapieren, dolkmessen of andere wapenen', en om de gezondheid van een zo grote verscheidenheid van vreemdelingen zeker te stellen, namen zij tegen epidemieën strenge voorzorgsmaatregelen en tegelijkertijd regelden zij successievelijk die andere plaag, die der losbandigheid, die in havensteden aan de magistraten de meeste moeilijkheden gaf. Als gevolg van een en ander vaardigde Willem VI van Beieren op 5 februari 1405 te 's-Gravenhage een bevel uit, waarbij alle kooplieden, die hun koopwaren binnen het eiland Walcheren brachten, bevolen werd, zich eerst op de Markt van Middelburg te melden. Men volgde stap voor stap de ontwikkeling van deze industriële welvaart, van deze uitbreiding van de handel, die zo vruchtbaar was en zulke goede resultaten afwierp, en men bestudeerde alles tot in de kleinste onderdelen. Toch werd deze opbloei van de handel niet op een directe manier bewerkstelligd, maar door tussenkomst van de Brugse banken werden de relaties teweeg gebracht. Het waren, wat men de 'Naties' van de stad noemde, d.w.z. de gilden van buitenlandse kooplieden, die een organisatie vormden, die tegelijkertijd administratief en financieel was, die bestuurd werd door consuls, en die een zo grote samenwerking vertoonden, dat ze politieke invloed verkregen; het waren die 'Naties', die als tussenpersoon optraden. Zij waren het, die de eerste depots stichtten en de eerste agentschappen oprichtten, leder ogenblik weer ziet men hun namen opduiken in de geschriften van de voornaamste schrift geleerden of de werkgevers van Middelburg. Het zijn nu eens de 'consuls en kooplui van de natie van Lucque', dan weer die van de 'natie van de kust van Biscaye en de provincie Quipuscua', van de 'natie van Venetie', van de 'natie van Lombardye', 'de consuls en kooplui', van de 'natie van de zeekust van Spanje', van de 'Portugese natie', van de 'Andalusische natie', waarbij men dan nog moet voegen de handelslui van de Hansa. Langzamerhand neemt de macht van Brugge af; die van Middelburg groeit echter en weldra zijn er geen tussenpersonen tussen Middelburg en de andere volkeren van Europa meer nodig. De machtigste vorsten, de voornaamste machthebbers, aarzelen niet om in direct contact te treden met de magistraten van Middelburg. En zo zien we dan in 1439, de Doge Francesco Foscarizich richten tot de regentschap van onze stad (Inventaris No. 202), en zijn voorbeeld werd al spoedig gevolgd door de bestuurders van nabij gelegen landstreken en door de bestuurders van verder afgelegen steden. In 1482 zijn het de burgemeester en de Aldermannen van Calais; het jaar daaropvolgend de Lord Major en de Aldermannen van Londen en in 1489 de prefect, de drost, de raadsliedenen de kooplieden van Edinburg, die om de beurt de pen ter hand nemen om met de Middelburgse magistraat hoffelijke opmerkingen te wisselen en vruchtbare overeenkomsten af te sluiten. Na de gouverneurs, de drosten, de ministers en burgemeesters verwaardigden zelfs de vorsten zich, direct in verbinding te treden met de Zeeuwse hoofdstad, zoals Jacobus IV van Schotland, Hendrik Vil van Engeland, en nog anderen. Het komt zover, dat men ze voor de burgemeesters, schepen en raadslieden in hoogsteigen persoon ziet v erschijnen, zoals 'Lycorne heraut'van de 'zeer hoge. edele en machtige v orst, die 6

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1989 | | pagina 12