het gezag uitoefent over het koninkrijk Schotland', en de 'Bretaigse wapenvoerder van de zeer christelijke hertogin van Bretagne en Milaan' (Inventaris No. 1044). Maar hier begeven we ons op een zeer speciaal terrein, een terrein dat ons meer belang inboezemt. We komen hier, om zo te zeggen, bij de zo nauwe, zo intieme band die Middelburg bindt met onze oude landgenoten, met ons oude Frankrijk. Deze zijde van de geschiedenis is vrij onbekend, zowel in Holland als bij ons, en men sta mij toe, als Fransman, te proberen een tip van de sluier op te lichten. In welke tijd begonnen onze landgenoten met het aanknopen van de handelsbanden, die later een zo grote omvang zouden krijgen, met de kooplieden van Middelburg.' Het is moeilijk, om maar niet te zeggen, onmogelijk, om dat precies te zeggen. Men zou ze misschien, met gebruikmaking van de gefantaseerde data. kunnen terugvoeren tot inde verre oudheid. Maar omdat we er op gebrand zijn niets te schrijven dat niet waar en bewezen is. is het in de Archieven van Middelburg zelf en inde werken van enige zeer waardige wetgeleerden, dat we de informaties kunnen pakken, die ons in staat stellen een datum te stellen, die misschien niet vaststaand, maar dan toch zeer waarschijnlijk juist is. Het eerste document dat we in de Archieven tegenkomen en waarin sprake is van Franse kooplieden, is gedateerd 12 mei 1440. Het is een akte van pandbeslag. Ten verzoeke van de kooplieden van Rouaan op de rede van Arnemuiden, leggen de procureurs (taalluiden) van Middelburg beslag op een schip, geladen met wijn, dat op weg is naar Amsterdam. Deze eerste akte is, zoals U ziet, vol onthullingen. Maatregelen van dergelijke aard werden door de wetgever immers genomen in naam van de lijdende partij, en wijzen zeer sterk naar vorige contracten en dus naar verbintenissen van oudere datum. In 1440 bestond de Franse wijnstapel dus al in Middelburgen deze stapel was op zichzelf niets anders dan een gevolg van veel oudere overeenkomsten. Waarom eigenlijk zou men een stapel vestigen voor koopwaren die niet in grote hoeveelheden werden aangevoerd en waarvan het gebruik al niet gedurende lange tijd een dagelijkse noodzaak was? Dat zou, zonder op geldelijk gewin te letten, een handel in de kiem smoren zijn. Hoe dan ook. als de stapel in 1440 bestond, hadden onze landgenoten op zijn minst al een halve eeuw de gewoonte de Markt van Middelburg en de haven van Arnemuiden te bezoeken. Ze kwamen natuurlijk niet meteen in groten getale, maar hun aanwezigheid was het motief om een aantal privileges te krijgen, zoals ook andere naties die hadden. Bovendien vermeldt Smallegange. in zijn excellente Kroniek, de aankomst in 1383 van l.ombardijnenen Spanjaarden en in 1390 die van Portugezen, maar hij zegt niets over de aanwezigheid van Fransen. Laten we dus eens nagaan of er tussen die 2 data, 1390 aan de ene en 1440 aan de andere kant. geen feit bestaat waaruit zou kunnen blijken, dat een aanzienlijke uitbreiding van de verbintenissen geleidelijk tot stand kwam. Welnu, in die halve eeuw is er een gebeurtenis die, naar het ons lijkt, een heel speciale invloed op deze verhouding zal hebben gehad. Het is de gebeurtenis die plaats vond op 6 augustus 1415; ik bedoel het huwelijk van Jacoba van Beieren, dochter van graaf Willem VI, met Jean van Touraine, zoon van Karei VI, koning van Frankrijk. Jacoba was erfgename van de twee mooie graafschappen Holland en Zeeland. Bij de dood van haar vader zou zij het bewind overnemen. Geen wonder dus dat haar jonge echtgenoot, die in gedachten reeds twee van de mooiste leengoederen van Europa in zijn handen had, aandrong op de contacten met zijn toekomstige onderdanen en hen tot ruilverkeer dwong. Ongelukkigerwijze staken de dood en krankzinnigheid een spaak in het wiel bij deze zo goed opgezette projecten. Jean stierf in 1417, en de krankzinnigheid van Karei VI, die de inval van de Engelsen in ons gebied vergemakkelijkte, door hun het recht te geven Normandië en Guyenne te bezetten, deed ons het spoor van onze Franse voorvaderen bijster worden. Want sedertdien werden de kooplieden van Rouaan en Bordeaux gelijkgesteld met de Engelse kooplui. Het is dan ook niet te verwonderen, dat eerst nadat de overwinningen van Karei VII 7

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1989 | | pagina 13