verbondenheid te kunnen leven. En opdat zowel de inzameling als de verdeling van
eerdergenoemde gelden eerlijk en zonder onderscheid des persoons zal geschieden, zal met
meerderheid van stemmen een toezichthouder worden gekozen, die genoemd zal worden
'Abbé de Bon Vouloir'. die er met zijn helpers op zal toezien, dat alles ordelijk en eerlijk zal
geschieden etc.'.
Met de goede indruk die we van hen hebben gekregen door dit eerbiedwaardige document,
zullen we, als U het ons vergunt, onze landgenoten verlaten, want we mogen noch
Middelburg, noch haar geschiedenis uit het oog verliezen.
Dit prachtige privilege van de Stapel van de Franse wijnen was. zoals we gezien hebben, een
van de rijkste bronnen van de rijkdom van de oude stad. De wijnhandelaren, 'de Wijnheeren'
zoals men ze noemde, vormden met de kuipers, de 2 rijkste industrietakken en het samengaan
van hun beider bemoeiingen groeide uit tot het meest invloedrijke en machtigste gilde in de
stad. Zij hadden het oppergezag in de raad der schepenen en zij leidden de zaken, die de stad
aangingen.
Later, als we het Stadhuis bezoeken, zien we grote schilderijen, die indrukwekkende groepen
van statige lieden met ernstige gezichten voorstellen.
Hun houding is streng en de uitdrukking van hun gezichten is zo edel. dat men zou denken dat
het ernstige magistraten zijn. Maar het zijn eenvoudig leden van het 'gilde der cuypers', de
meester-kuipers en de wijnhandelaren van die tijd.
De andere beroepen waren eveneens ondergebracht in gilden. Vanaf 1430 hadden de
voornaamste gilden hun reglementen ontvangen en waren zij in het bezit gesteld van hun
privileges: de beenhouwers, de bakkers, de kooplieden in vetten en de makers van kaarsen
('kaersgiethers en vette waren'), de tinnegieters, de barbiers, de lakensnijders, de kleermakers,
enz.
Hun organisatie was in't algemeen dezelfde als die men kende uit de Middeleeuwen. Ze waren
onderworpen aan zekere proeven van bekwaamheid. Hun leden moesten de burgerrechten
bezitten, ze moesten een zeker intrederecht storten en, bij voorkeur, een zekere leertijd achter
de rug hebben. Ze moesten daarenboven, in sommige beroepen, een meesterstuk maken of
een examen afleggen. Bovendien waren de leden, in vredestijd, verplicht een jaar militaire
dienst te verrichten, en daarna werden ze ingedeeld in diverse compagnieën, die uit de
beroepen werden samengesteld.
In ruil voor deze verplichtingen en deze militaire dienst, bezaten de gilden vele privileges en
genoten zij voorrechten die, voor sommige ambachten, bronnen van groot profijt waren. Zo
waren b.v. de leden van het gilde der beenhouwers de enigen die het recht hadden alle soorten
vee te doden en te slachten. Bovendien was het de inwoners verboden buiten de stad zich van
vlees te voorzien, en de herbergiers en houders van taveernen moesten het vlees dat zij nodig
hadden kopen in de publieke slagerij, het 'vleeschhuis'.
ledereen mocht zijn eigen brood kneden en het bakken, of laten kneden, van zijn eigen meel.
en laten bakken door de bakkers, maar het was verboden het te verkopen, wanneer men niet
tot het gilde der bakkers behoorde.
De barbiers mochten zich bezig houden met de 'syrurgie' en betaalden daarvoor een kleine
aanvullende belasting. Zij strekten bovendien hun kunde uit over het hele 'kaakoppervlak'.
want vreemde tandartsen werden in de stad alleen gedurende de kermis toegelaten.
De kleermakers en vervaardigers van jassen hadden het buitengewoon privilege dat zij de
kleren voor de Arnemuidse schippers mochten leveren. Wat betreft de lakenhandelaars, zij
lieten niet alleen hun gildegenoten in Arnemuiden een cyns betalen, maar verplichtten hen te
delen in de onkosten van de jaarlijkse processie, en zij waren ook de enigen die dan hun waren
publiek mochten uitstallen. De andere kooplieden moesten in hun huizen of kelders blijven.
Er was alleen een uitzondering gemaakt voor de Engelsen en de Schotten, die 2x per week
het recht hadden hun waren op de markt aan de man te brengen. En dan eindelijk,
wonderlijke beperking, zijn bijna alle reglementen vergezeld van deze opmerking: 'Het is aan
getrouwde mannen verboden met een andere vrouw te leven dan met hun eigen vrouw'. Of,
nog erger, voorde bakkers bijvoorbeeld: 'De getrouwde gezellen mogen niet samenwonen of
10