samenzijn met enige andere man of vrouw'. En het schijnt dat deze aansporingen absoluut
niet overbodig waren, want we zien dat, in 1411, de Magistraat verplicht was zich bezig te
houden met de bastaarden, waarvan het aantal zich wat teveel uitbreidde.
Maar wat voor privileges ze ook kregen, geen enkel van deze gilden kon zich in belangrijkheid
meten met dat der 'Cuypers' en der 'Wijnheeren'. Wanneer dit grootste der gilden dan ook
dacht, dat het zich te beklagen had overeen of andere inbreuk op zijn rechten, stond iedereen
aan zijn kant, en dat kon ook niet anders, want de kleermakers die het recht bezaten de
matrozen te kleden, hadden er belang bij dat het aantal schepen dat Arnemuiden aandeed zo
groot mogelijk was.
Dat was ook zo voor de lakenkooplieden, die het laken aan de kleermakers leverden; voor de
herbergiers, die de kapiteins, handelaren en matrozen onderdak verschaften en het gold
evenzeer voor de beenhouwers en de bakkers die iedereen van voedsel voorzagen.
Het is dan ook daarom dat, zodra Arnemuiden, waar al deze handel zich afspeelde, zich
bedreigd voelde door concurrentie, hoe klein ook, van enige Zeeuwse havenstad of andere
naburige haven, al die geïnteresseerden eensgezind begonnen te klagen en te reclameren, zo
luid, dat het doorklonk tot in de Hoge Raad van Mechelen en dikwijls zelfs tot aan het hof
van Spanje. U herinnert zich overigens wel de verzameling protesten, die als vuurwerk
uiteenbarstte, toen Veere zich wederrechtelijk de beroemde wijnstapel wilde toeëigenen.
Dat Middelburg zich als één man verzette, kan men opvatten als een zekere starheid. Maar
dat zij in opstand komt tegen de elementen, dat zij met alle macht en tegen de natuur in,
zekere voordelen voor zich wil behouden, dat toont een opvatting van het monopolie, die
buiten alle regels valt, en het is op zijn minst genomen een manier van het durven hebben van
te grote pretenties. Maar zij zich niettegenstaande alles, niets ontnemen.
Nu lijkt het ons bijna kinderlijk, om zich te beklagen over het weggaan van de vissers, die
Arnemuiden verlieten 'omdat Vlissingen betere accomodatie bood voor de haringvangst'.
Het lijkt ons van een zeker cynisme te getuigen als men van Middelburg spreekt als 'de
inwoners, stedelingen en anderen die in deze stad trokken steeds naar plaatsen, die gezonder,
prettiger en gezelliger waren dan voornoemde stad, waar de lucht bekend staat als ongezond
en slecht voor het menselijk lichaam'. En dat zijn dan de voorwendselen die men naar voren
brengt en de redenen, die men geeft. En, om dus zijn grote en machtige privileges niet kwijt te
raken, en om vissers en reders te verhinderen naar andere havens te gaan, met een makkelijker
en comfortabeler toegang, schroomde Middelburg zich niet om haar eigenliefde te
misbruiken en haar slechte klimaat en de ongezonde lucht te overdrijven. Het was een grote
opoffering. Maar de doortrapte gilden wisten heel goed waarom het spelletje zo werd
gespeeld. Karei V of Filips II bedreigen met de ondergang van Middelburg was: het Spaanse
hof dreigen, grote inkomsten te zullen derven, en daaar dit hof altijd behoeftig was, was het
bereid, uit angst om geld te verhezen, zich ten koste van andere rechthebbenden, te lenen tot
allerlei soorten van rechtsverkrachting.
Men mag echter niet concluderen uit de opofferingen van eigenliefde, die de Zeeuwse
hoofdstad zich oplegde om de welvaart van zijn havens in stand te houden, dat Middelburg
altijd een uitstekende verstandhouding had met deze havens. Integendeel. Dat Arnemuiden
en Middelburg in goede verstandhouding leefden en dat er op dat gebied geen wolkje aan de
lucht was, zou minstens zeer overdreven zijn. Meer dan eens voelde Arnemuiden zich
buitengewone lasten opgelegd en raakte het uitgeput door de manier waarop haar machtige
buurstad met de rechten omsprong, en het beklaagde zich bitter, verhief zijn stem en richtte
zich, om zijn grieven bekend te maken, tot de Raad. Niets is verwonderlijker dan te ervaren
met welk een minachting de magistraten van Middelburg deze klachten behandelen, die zij
kenmerken als: 'lichtzinnig, onbehoorlijk en nog minder dan ware feiten bevattend', met welk
een hoogmoed zij antwoorden 'dat niet de bewoners van Arnemuiden degenen zijn, die
zorgen dat de schepen komen maar de goede en veilige diepte van het water en de goede
zorgen en het onderhoud door Middelburg verricht in het gebied van Arnemuiden'.
En M iddelburg beriep zich voor zijn ongelimiteerde overheersing op het voorbeeld van Delft,
waar niemand er aan dacht kritiek uit te oefenen, noch haar gezag over Delfshaven aan
II