bovendien toestaan dat anderen op onzen grond komen jagen, en wij zeiven mogen op onzen eigen grond geen haasjes schieten, al stellen de haasjes er ons voor in de gelegenheid. En niet alleen dat wij het tiende deel van onze vruchten aan anderen moeten afstaan, zonder er betaling voor te erlangen, maar men durft ons wederrechtelijk nog meer dan het 10e deel afnemen, zonder dat onze klachten daarover gevolgd worden, zooals wij aanstonds zullen aantoonen. Wij hebben een ministerie van zoogenaamde sociale rechtvaardigheid, maar wij ondervinden er het tegendeel van; immers wij moeten het 10e deel onzer produkten, zonder er betaling voor te erlangen, blijven afstaan; het ministerie van sociale rechtvaardigheid heeft geene pogingen aangewend ons hiervan te verlossen. Op school heeft men ons geleerd dat Alva, de Spaanschedwingeland.de 10e penning van de Nederlanders vorderde, en dat Nederland, na jaren vechtens, van dien bloedhond verlost werd; maar, helaas, in ons vrije Nederland moeten wij, wij landbouwers alleen, den lOen penning blijven betalen. Wij hebben in ons land liberale partijen (met en zonder 'Unie'), anti-revolutionaire partijen (fractien Kuyperen Lohman), eene Christelijk-historische partij, eene roomsche partij, eene socialistische partij, eene anarchistische dito; een R.C. Boerenbond, een Christelijke Boerenbond, en alle deze partijen laten ons knechtschap voortbestaan, waarom dan ook velen zeggen: 'of men van den hond of van de kat gebeten wordt, 't komt op 't zelfde neer; gebeten is gebetenEn soms wordt men leelijk gebeten door personen, die zich voor vroom, voor erg godsdienstig uitgeven. Ja, ja, hel heeft er zoo iets van als in onze koloniën gebeurt: daar gaat men de heidenen bekeeren en beschaven met in de eene hand den bijbel en in de andere hand de jeneverflesch; met den mond predikt men er de christelijke leer, en met de daad handhaaft men de onzedelijkheid, de prostitutie. Wij weten wel dat men ons zal toevoegen dat de liendheffmg een verkregen recht is. Toen Alva hier de 10e penning hief, beweerde hij ook dat hij daartoe het recht hadSlavenhouders beweerden ook dat het menschen-verkoopen en koopen een verkregen recht was; zij hadden het recht, zooals zij zeiden, om slaven te houden. Maar dat recht is Alva en de slavenhandelaars ontnomen; maar waarom laat men ons dan tiendplichtigen blijven? De Adel en de Geestelijkheid hadden in 1700 ook bizondere rechten, maar het uitgezogen volk maakte er een einde aan. In ons Burgerlijk Wetboek staat: 'bezit wordt verkregen door de daad van eene zaak onder zijne macht te brengen, met het oogmerk om dezelve voor zich te behouden, terwijl het onverschillig is of de daad, waardoor men de zaak onder zijne macht heeft gesteld, geoorloofd of ongeoorloofd is'. Verder zegt het Wetboek: 'men verliest, tegen zijn wil. het bezit van een stuk land, wanneer een ander zich daarvan, tegen wil en dank van den bezitter, in het bezit stelt en gerustelijk het genot, gedurende den tijd van ééen jaar behoudt'. Wij kennen de geschiedenis van de tiendheffing niet, zij kan wel tegen den wil van landbouwers of land bezitters geheven zijn, en dan heeft de tiendheffer het recht verkregen om met de tiendheffïng voort te gaan, want hij heeft gedurende een jaar het rustig bezit gehad. Er schiet ons, landbouwers, dus niets anders over dan den 1 Oen penning te blijven betalen, of den tiendheffers met geweld het recht af te nemen. Maar is het niet meer dan tijd dat wij verlost worden van het zonder betaling afstaan van het 10e gedeelte onzer produkten? Wij weten wel dat men ons zal toevoegen, dat men de tiendheffing kan afkoopen; dat is waar, maar dan moet de tiendheffer daartoe genegen zijn, en men moet er het kapitaal voor hebben, en dan blijft het toch betalen. Wij zeiden straks dat we soms nog meer dan de lOen penning moeten betalen, en dat de hedendaagsche wetten dit niet toestaan, en dat onze klachten daarover onverhoord zijn gebleven, zoodat wij, reeds geplukte landbouwers, geen recht kunnen erlangen, omdat onze justitie het extra-plukken niet strafbaar acht. Wij zullen dit hier toelichten. Wij brachten aanstonds in herinnering dat de dwingeland Alva, een vreemdeling, die zich met geweld meester van ons land had gemaakt, zich het recht toekende den lOen penning van ons, Nederlanders, te eischen; hij had immers tegen wil en dank van ons, Nederlanders, ons land ingepikt. Toen hij verdreven was, waren de Nederlanders vrij van den lOen penning te 22

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1989 | | pagina 28