VEE-AFVOER UIT HET VERDRONKEN WALCHEREN
IN DE EERSTE WEKEN VAN 1945
'Oude Havendijk' bij de begraafplaats. Dit voetpad
was waarschijnlijk genoemd naar de oude herberg
'Rustenburg', welke eind 18e eeuw daar in de buurt
moet hebben gelegen.
Op 13 maart 1807 kocht Mr. N.C. Lambrechtsen,
eigenaar van het grote landgoed 'De Dolfijn': 'huis en
erf, annex moeshof, groot 50 roeden, zijnde van ouds
een herberg Rustenburg, staande op de Noordhoek
van het Pottewegeling aan de Segeersweg Het
Pottewegeling was waarschijnlijk de oude benaming
van het Rustenburgs voetpad.
Tenslotte kennen we dan nog de prent 'Rusten-Burgh'
uit het fraaie 'Speculum Zelandiae' en hier beginnen
de moeilijkheden. Dit 'Speculum Zelandiae' ofwel de
Spiegel van Zeeland is een prentenboek dat om
streeks 1662 door Nicolaas Visscher werd samenge
steld en uitgegeven; het staat momenteel volop in de
belangstelling wegens de tentoonstelling ervan (zo
mer 1989) in verschillende Zeeuwse steden. De
prenten zelf zijn waarschijnlijk getekend rond 1648
door Pieter Hendriksz. Schut, een graveur die bij
Nicolaas Visscher in dienst was.
Na nadere bestudering van de achtergrond van de
bewuste prent, de stad Middelburg, zou men kunnen
concluderen dat de tekening gemaakt is vanaf de
Segeersweg; vergelijk ook de achtergrond van de
gravure uit de Kroniek van Smallegange (1696) van
het eveneens aan de Segeersweg gelegen landgoed
'De Dolfijn'. Op de prent staat onder het woord
Rusten-Burgh vermeld: 'toebehorende den heer Ont
vanger-Generaal van Zeelant, anno 1661'. Echter de
ontvanger-generaal te dien tijde, de heer Johan van
der Stringe, woonde met zijn vrouw Sara Veth niet
op 'Rustenburg', doch op 'Rusthof, de tweede grote
buitenplaats aan de Segeersweg. Rusthof heette in
het begin van de 17e eeuw'Het Huis te Wateringe'en
er is nergens een aanwijzing te vinden dat er aan de
Segeersweg ook nog een buitenplaats 'Rustenburg'
gelegen moet hebben.
Ook in de catalogus van de Zelandia lllustrata van
Lantsheer en Nagtglas, deel 1, blz. 652, wordt ten
onrechte Rustenburg aangegeven daar waar het
Rusthof had moeten zijn.
Dit alles overwegende is er dus maar een conclusie
mogelijk: de aanduiding 'Rusten-Burgh' op de plaat
in Speculum Zelandiae is fout; dit had 'Rusthof
moeten zijn.
En waar zijn straten en bejaardentehuis in Dauwen-
daele nu naar vernoemd; naar de herberg of naar de
buitenplaats bij Kleverskerke?
Wel, laten we het voorlopig houden op de herberg!
Ook de dieren hadden na de doorbraak van de dijken
op Walcheren veel te lijden. Wat te denken van de
veestapel, die men op de drooggebleven hooitas in de
schuur in leven trachtte te houden, de paarden die
soms zwemmend de wagens met huisraad naar de
droge gebieden moesten trekken of de koeien en
paarden, die samengedreven op afgegraasde weiden
langs de kuststrook zich in leven trachtten te houden,
soms bijgevoerd met hooi en stro van de in het water
gelegen boerderijen?
Soms hoorde je in de nacht een paard door de stille
straat sjokken op zoek naar enig voedsel. Het accen
tueerde nog meer de verlatenheid van het aan de zee
prijsgegeven eiland.
In overleg met de Voedselcommissaris uit het moei
lijk bereikbare Middelburg besloot men het rundvee
in kudden via de kuststrook Domburg - Oostkapelle
- Vrouwenpolder af te voeren naar de Bierdijk, een
dijk, die slechts enkele honderden meters lag van de
dijkbreuk bij Veere.
Een beurtschipper werd bereid gevonden de dieren
op te halen door ze in een z.g. broek in het ruim van
het schip te hijsen.
De hele onderneming was niet zonder gevaar, want
bij tijd en wijle gaven de Duitsers vanaf de kop van
Schouwen storingsvuur af op het dijkgat om even
tuele militaire transporten te verstoren. Dit risico
woog echter niet op tegen de benarde, zij het niet
onhoudbare, toestand waarin het vee zich bevond.
Dat de eerste tocht niet geheel vlekkeloos verliep
vond zijn oorzaak in het feit, dat het vee loslopend
werd voortgedreven. Enkele kalfjes waren in de stal
achtergebleven, omdat ze te jong waren om deze
tocht mee te maken. Zo kon het gebeuren, dat een
enkele koe ontsnapte aan de drijvers en door het duin
de weg naar haar kind trachtte terug te vinden.
Terughalen was niet mogelijk vanwege het mijnen
gevaar en even later verried een explosie, dat het
ontsnapte dier aan één van de vele mijnen ten offer
was gevallen.
De tweede tocht, enkele weken later, verliep vlekke
loos: de eigenaars werden verplicht hun beesten aan
een halster mee te voeren.
Het mag hier wel eens vermeld worden, dat de
hongerige drijvers op hun terugtocht bij de oude
caféhouder Duvekot te Vrouwenpolder zonder bon
gespijzigd en gelaafd werden.
13