chant uitgestuurd om er op aan te dringen de hulp te versnellen. Hij had bevolen 'de zwakte van de soldaten onder de aandacht te brengen, en te vermel den, dat er iedere dag meer dan 20 stierven, en dat ze niet langer de lijnzaadkoeken wilden eten en wan hopig waren'. (De geschiedenis van Nederland, Meteren). De hulp zou niet komen en op 19 februari capitu leerde Middelburg. Mondragon kreeg permissie om met zijn troepen onder de meest eervolle voorwaar den terug te trekken en 300 burgers van Veere en Vlissingen werden ingezet om Middelburg, hun rivale, te bewaken, die vernederd, overwonnen en uitgeput was door de hongersnood. Maar het resultaat, dat men verwachtte van deze machtsovername, werd niet gerealiseerd. In plaats van deze belangrijke en zo rijke stad door de jalouzie van haar buursteden te laten vernietigen, in plaats van toe te staan dat Veere en Vlissingen zich meester maakten van haar handel en zich vergrootten ten koste van Middelburgs ontluistering, waarborgden de Staten de welvaart van hun nieuwe verovering en de zaak bleek heel anders te verlopen dan men zich had voorgesteld. Veere ging achteruit, werd in de steek gelaten door de handel, door de vreemdelingen verlaten, en alhoewel Vlissingen in opkomst geraakte, wat overigens te danken was aan haar prachtige positie en haar onver getelijke ligging aan de ingang van de Schelde, toch bereikte zij nooit de eerste rijen. Wat betreft Middelburg, haar verknochtheid aan Spanje, die een kwestie van voordelen en erkenning was, overleefde de kwellingen die zij zich voor Spanje had moeten laten welgevallen. Zij vond dat haar schuld vereffend was. Vanaf toen keerden al haar sympathieën zich tot haar vaderland en werd zij even trouw aan de Staten, als zij aan haar vorige meesters was geweest. Zij werd hiervoor overigens ook be loond. Al haar privileges werden haar weer terugge geven en bij verschillende gelegenheden hield de Stad houder zich binnen haar muren op. Haar al zo sterk ontwikkelde handelsgevoel kreeg nieuwe impulsen en weldra was zij machtiger dan ooit. Tezelfdertijd werden publieke instellingen opgericht en credietbanken verschenen, die hulp boden bij de transacties naar verre landen. 1 n 1600 richtte men de 'wisselbank' op, die niet alleen Lombardijnen en hun 'geldbanken' verving, maar die zich ook bezig hield met de handel in vreemde valuta en het incasseren van credietbrieven. In hetzelfde jaar werd de 'Assurantie Kamer' gesticht, een der eerste van deze soort, die in de verenigde Provinciën func- tionneerden. In 1636 was het de 'Leenbank', die leningen verstrekte en zaken betreffende leningen regelde, en tenslotte, stelde men in 1661 'de Kamer van de desolate Boedels' in, die door middel van curatoren, administrateurs en beslagnemingen zoveel mogelijk probeerden de interessen van schuldeisers veilig te stellen, en die toezicht hield op hen, die tengevolge van schulden failliet gingen, op bankroe tiers die er vandoor gingen, en op hen, die niet konden betalen. Bovendien werd de Zeeuwse hoofdstad bij de stich ting van de beroemde Oost-Indische Compagnie niet vergeten. Zij nam daarin voor 1 /4 deel, en de reve nuen die hierdoor aan haar hele bevolking ten goede kwamen, waren geweldig. Een enkel voorbeeld van de rijkdom van deze Compagnie: I n het begin van de 16e eeuw bevinden zich de 2 voornaamste leengoe deren van het eiland in handen van de voornaamste agenten van de Compagnie. De heerlijkheid West- kapelle had als eigenaar dhr. M. Veth, burgemeester van Middelburg, en die van Domburg was vaderlijk erfdeel geworden van de heer van Dishoek, schepen van Middelburg, beiden directeur van de Oost-Indi sche Compagnie. Met de inkomsten van de producten van die Com pagnie hadden zij deze heerlijkheden verworven. Maar deze nieuwe bron van welvaart deed Middel burg zijn privilege van stapelrecht niet vergeten, en dit voorrecht deed haar in sterke en voortdurende verbinding staan met de hele wereld. 'Onze hoofdstad', zegt Smallegange, die dit in 1696 schreef, 'handelt op dit moment met, en heeft duurzame verbintenissen met Oost- en West-lndië, met Brazilië, met de Kust van Guinee, met Angola, de Levant, Italië, Spanje, Engeland, enz., enz.'. Alle waren, die uit die streken komen, zijn onder worpen aan ons stapelrecht. Wijnen, oliën, essensen en andere vloeistoffen die uit de Oosterse landen komen, uit Italië, Frankrijk en Spanje, moeten Mid delburg als haven aandoen en daar worden gewaar borgd, gewogen en geverifieerd. Heden ten dage zijn al deze oude privilegiën verdwe nen als gevolg van de moderne tijd en omdat de vrijheid op handelsgebied deze voorrechten heeft ver bannen, is de grote rijkdom van Middelburg opge houden te bestaan, en haar ijver die welvaart aanbracht heeft plaats gemaakt voor een soort bespiegeling. Dat de Zeeuwse hoofdstad vaak deze mooie tijd betreurt, die zoveel voorspoed gaf, dat zij een droevige blik achteruit werpt op deze welvaart, die nu verdwenen is en die een soort stralenkrans om haar naam vormt, is een natuurlijke zaak, die men haar niet kwalijk kan nemen. Want daar zij verstandiger, intelligenter en redelijker is dan veel anderen, begrijpt zij de redenen die naar haar ondergang hebben geleid. Zij begrijpt, waarom haar buitenlandse ban den zijn verbroken, en verzet zich er niet tegen. Zij doet niet als haar Vlaamse rivalen, die, ook ontdaan van hun oude luister, zich vastklampen aan God en aan de mensen, en die gedurende eeuwen geprobeerd hebben zich in hun oude luister te herstellen. Dat wat M iddelburg nog heeft overgehouden uit het verleden is echter belangrijk en mooi genoeg om zich er mee te troosten. Er zijn werkelijk weinig steden die meer verdienen dat men ze bezoekt, en dat gaan wij nu doen. 24

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1990 | | pagina 24