wordt daarvan afgeweken. Vraag niet 's middags om een kop thee; men zal U dan voorstellen te wachten tot 9 uur 's avonds. Voor een kop koffie kan men de volgende morgen terugkomen. Hierbij dient te wor den aangetekend, dat de ernstige heer Bulterys, de eigenaar van Hotel De Abdij, ervan overtuigd is, dat hij zich houdt aan de hoogste wetten van de gast vrijheid. Hij is een ernstige persoonlijkheid, met een majestueuze houding, en hij behoort tot die groep van Zeeuwse Kasteleins, die veeleer een priesterschap dan een ambt uitvoeren. Het is, alsof ze zich be schouwen te behoren tot een klasse van superieure wezens, waaraan de voorzienigheid de rol heeft toebe deeld de reizigers te beschutten en de hongerigen te spijzigen. Wanneer ze dan al een tegemoetkoming aannemen, is dat om hun klanten niet teleur te stel len, en wanneer ze soms wat veeleisend zijn is dat, om te laten zien dat ze hun klanten als rijke en milde lieden beschouwen. Wat mij betreft, ik kan me alleen maar lovend uit laten over de heer Bulterys. Te mijnen gunste was hij zo goed af te wijken van de regels, die zijn talrijke klanten als onwrikbaar voorgeschreven beschouw den. Bij verschillende gelegenheden maakte hij voor mij uitzonderingen en ik ben daar trots op, en ik ben hem daarvoor des te dankbaarder omdat ik weet, dat ande ren, die bekender en vooral machtiger waren dan ik, dergelijke voorrechten niet kregen. Op een dag, heeft men mij verteld, liet hij zich aandienen bij de gou verneur van de provincie, die toen (hij had de gouver neurswoning nog niet betrokken) een paar kamers in Hotel De Abdij bewoonde. 'Heer Goeverneur', zei hij, 'U heeft een paleis en verblijft bij mij. Veel ongelukkigen, minder goed be deelden dan Uwe Excellentie komen iedere nacht aan mijn deur kloppen, en ik ben verplicht hen onderdak te weigeren. Ik vraag Uwe Excellentie: Is dat eerlijk?' 'Welnu, wat wilt ge dat ik eraan doe?' vroeg de goever neur, temelijk verbluft. 'Ik wens', antwoorde de heer Bulterys respectvol, maar flink, 'dat Uwe Excellentie in zijn paleis gaat wonen'. Herinnert deze scene U niet aan de profeet Nathan die Koning David de parabel van het schaap vertelde? - Maar vrienden, laten we Hotel De Abdij en ook het oude Hof van Zeeland verlaten, niet zonder van verre het gastvrije huis van de goeverneur gegroet te hebben, waar op dit moment een heel aardige familie woont, waarvoor ik veel vriendschap koester, en die mij, naar ik hoop, dezelfde gevoelens toedraagt. wordt vervolgd 27

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1990 | | pagina 27