'k eleze Cellebroeders, vrouwenarbeid en Westkappelaars Tina Keller heeft weer een boekje toegevoegd aan haar reeks over de Middelburgse kerken (zie De Wete van januari 1989). Deze maal gaat het over de Engelse Kerk. Het boekje, dat 16 blz. telt en geïllustreerd is met zwart/wit foto's, is getiteld Tiet klooster van de Cellebroeders. De Engelse Kerk en het Simpelhuis te Middelburg'. In kort bestek geeft mevrouw Keiler een heldere uiteenzetting over de geschiedenis van dit in oorsprong laat vijftiende eeuwse klooster: verblijf van de Cellebroeders, tot wier taak het begraven der doden behoorde, Simpelhuis (d.i. krankzinnigen gesticht), Soephuis ('tot uitdeling van spijs aan min vermogenden') en ook tapijtweverij en Engelse Kerk. Thans is de kapel in gebruik als kerkgebouw van de Hervormde Gemeente en bevinden zich in het v.m. Simpelhuis het kerkelijk bureau en ruimten voor jongerenwerk en het houden van bjeenkomsten. De pagina's 10-16 geven een rondleiding door het gebouw. Des zondags ging en gaat men naar de kerk, maar door de week moet er gewerkt worden. Daarover handelt het boek Happe handen. Zeeuwse vrouwen arbeid 1900-1940' van Elly Kloos. Vrouwengeschie denis is 'in'. Talrijke studenten storten zich, binnen of buiten universitair vakgroepverband, op de historie van de vrouw. Naast allerlei naar mijn smaak nogal gezochte onderwerpen levert dat soms mooie resul taten op. Het onderhavige boek is daar een goed voorbeeld van. In 1987 organiseerde Elly Kloos samen met anderen de fototentoonstelling 'Zelden Rust' over vrouwenarbeid in Zeeland tussen 1900 en 1940. De belangstelling voor die expositie was groot. Het boek 'Rappe handen' borduurt op dit thema voort. In 160 bladzijden geeft de auteur een overzicht van de diverse soorten vooroorlogse vrouwenarbeid in onze provincie. Zo gaat het over het onbetaalde werk in de huishouding, waarvan met name het geïl lustreerde weekblad 'Ons Zeeland' in de jaren 20 en 30 zulke leuke kiekjes van 'ramenlappende, kozijn- poetsende en schurende vrouwen' (p. 13) bracht, uiter aard zonder de zwaarte van het werk te vermelden. En over de dienstbodes, waarvan het werkschema (van 's morgens 06.30 tot 's avonds 19.15 uur: een bijna 13-urige werkdag!) op pp. 30-31 is opgenomen. Maar ook over typische streekberoepen: hoofdstuk V 'Als men handen tekort kwam De onmisbaar heid van de vrouw in de Zeeuwse landbouw of VI 'Zeelands roem. Vrouwen als visleursters en in de visverwerking'. Het winkelwerk (met een goed over zicht op p. 94), de industriearbeid (bijvoorbeeld in wasserijen en in de confectieindustrie, pp. 111-129) en de zogenaamde 'nette vrouwenberoepen' (kantoor 28 werk, het onderwijs en de verpleging bijvoorbeeld) zijn niet vergeten. Ten behoeve van het samenstellen van 'Rappe han den' werden vrouwen geïnterviewd en boeken en verslagen geraadpleegd. De literatuurlijst is blijkbaar wat haastig in elkaar gezet, getuige enkele foutjes (Wibaut-Bernedor van Beekom moet natuurlijk Wi- baut-Bernedis van Berlekom zijn), de gebruikte illu straties zijn niet altijd even duidelijk afgedrukt en bij de datering ervan zijn m.i. hier en daar vraagtekens te plaatsen (bijvoorbeeld op de pagina's 33, 35, 62 en 84). Eigenlijk mis ik ook een afsluitend hoofdstuk, met een samenvatting en een slotconclusie. Voor het overige geldt echter dat met 'Rappe handen', net als met het boek 'Een zekel om geit-eten te snieën, De geschiedenis van de landarbeiders op Walcheren - 1900-1940' van Jan Zwemer, een belangrijk stuk sociale geschiedenis op een verantwoorde wijze voor een groot publiek toegankelijk is gemaakt. Een beeld van een inmiddels verdwenen, vooroor logse samenleving wordt eveneens opgeroepen in 'Tussen dijk en toren. Herinneringen aan Westkapelle' van K. Faase. In zijn tweede grote boek (het eerste was 'Dorp aan de zeedijk' uit 1985) geeft Faase een soort microhistorie van zijn geboorteplaats. Na een voorwoord van ereburger Willem Gabriëlse en een verwoording volgt een historisch overzicht van de smalstad Westkapelle, met gegevens over onder meer de bewoners (voorzien van prachtige foto's van de vaak markante Westkappelse koppen, zie b.v. pp. 19, 25, 26 en 29 en een duidelijke plattegrond van het oude Westkappel met de namen van wegen en lande rijen, pp. 8 - 9), de molens en de vuurtoren en komen allerlei families, zoals Minderhout, Kaland, Cijsouw, Hengst en Verstraate aan de orde. Faase heeft voor de samenstelling van zijn boek vooral gebruik ge maakt van plaatselijke informanten en beeldmateri aal, dat veelal uit familiebezit afkomstig is. Zeker waar het oudere generaties betreft gaat het dus om kennis uit de tweede hand. Dat wreekt zich hier en daar: zo zijn familiegegevens soms incompleet en kloppen ook de namen bij de afbeeldingen niet altijd. Die afbeeldingen zijn overigens een lust voor het oog: schitterend gereproduceerde oude foto's van vooral personen. Jammer dat Faase's mooi uitgevoerde boek, dat overigens 304 pagina's telt, wat rommelig in elkaar zit een logische lijn in het geheel ont breekt Door de veelheid aan beeld- en bijbehorend tekst materiaal is het echter voor allen die geïnteresseerd zijn in Westkapelle een belangwekkende uitgave. De auteur, die geboortig was van Westkappel maar in Vlissingen woonachtig, heeft het verschijnen van zijn geesteskind nog net mee mogen maken: 'Tussen dijk en toren' verscheen in juni 1989 en Krijn Faase

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1990 | | pagina 28