op het land had. Of hij een 'echte' boer was, valt te betwijfelen. Vol gens velen was hij meer uitvinder, technicus, dan boer. Hoewel hij het werk op de boerderij wel aankon, lag daar niet zijn eerste interesse en hij besteedde dan ook volgens verschillenden teveel tijd aan andere dingen dan aan de boerderij. Na de lagere school heeft hij de landbouwcursus bij meester Beukelman te Meliskerke gevolgd en hij bezat verder drie diploma's en wel voor electriciën, motormachinist en machine-bankwerker. Hij besloeg zijn eigen paarden, wat hij geleerd had bij Leijnse, smid te Zoutelande. Hij maakte de hoefijzers zelf op een eigen aanbeeld in een apart schuurtje, volledig ingericht als smidse en had tevens zelf een travalje gemaakt. Hij is een tijdje volontair geweest op het pompstation te Biggekerke om te werken in de machinekamer en hij ging werken in een garage om de montage van motoren te leren. Een technische knobbel kan hem niet ontzegd worden. Zo heeft hij een cijferslot uitgevonden en een apparaat waarmee hij pap kon roeren door middel van een soort spinnewiel. Hij was altijd bezig met de technische kant van het boerenwerk. Een centraal bestuurbare en verstelbare keerploeg behoorde óók tot een van zijn uitvindingen. Een gewone ploeg vond hij te moei lijk bestuurbaar en ook het regelen van de diepgang was niet naar zijn zin. Door middel van een autostuur was het hem mogelijk de loop van de ploeg te wijzigen, waardoor het 'uitgeren' gemakkelijker verliep. Ook kon, als de twee paarden geen gelijke trekkracht hadden, dit verschil gemakkelijk opgeheven worden. Vond de diepteregeling van een gewone ploeg plaats door middel van een tandrad waardoor bij het ver zetten van een tand de ploeg een halve centimeter dieper de grond in ging, bij zijn ploeg kon dit geregeld worden door een slinger bij het handvat, waardoor hij de diepgang in milimeters nauwkeurig kon regelen. Er zaten nog meer nieuwigheden aan de ploeg, ver borgen in het holle frame, waardoor de ploeg niet zwaarder was dan een normale keerploeg. Hij heeft octrooi aangevraagd, maar of dit ooit is verleend, is niet duidelijk. Wel deed hij altijd zeer geheimzinnig over en met de ploeg en sloot hem steeds achter slot en grendel. Geelhoed heeft ook in zijn smidse een landrol (op z'n Zeeuws: een blok) gemaakt met een stoel erop. Deze is gebruikt tot in de vijftiger jaren op het hof. De landrol was gemaakt van twee ijzeren platen van elk één meter breed; hij had daar spaken in gemaakt en geklonken, er een opbouw op gemaakt, een trekpunt voor het paard en een lamoen. Het bijzondere aan dit blok was, dat het uit twee afzonderlijk draaiende helften bestond. Bij korte bochten konden ze tegen elkaar in draaien. De vroegere landrollen waren van hout en men moest daarachter lopen of men zat op het paard. Ook heeft hij nog een prototype gemaakt van een paarden-schoffelmachine, maar die is niet verder tot ontwikkeling gekomen. Dat het uitvinden in de familie zat, blijkt uit het feit dat ook zijn veel oudere broer Jan uit Delft, werk zaam bij de PTT, uitvinder was. Zo staat de verstel bare Engelse sleutel op zijn naam, waarvan het patent is verkocht voor een paar mille. Ook fabriceerde hij een nooit lekkende vulpen met een inktreservoir dat een thermosfles in het klein was. Verdwijning van het molentje De periode dat Jaap Geelhoed heeft geboerd op Groot-Werendijke is voor de landbouw niet de meest florisante geweest. In 1929 breekt een economische crisis uit en deze heeft een weerslag op de landbouw. Er ontstond een meer politiek gerichte organisatie van boeren, de op 29 juni 1933 opgerichte Nationale Bond 'Landbouw en Maatschappij'. Men wilde een positieverbetering van de boeren breiken. Het zwaar tepunt van deze bond lag in Drente, doordat vooral daar de boeren het erg moeilijk hadden. Niet alle boeren in Zeeland waren tevreden over wat de Z.L.M. voor hen deed en kon doen en daardoor werden ook hier enkelen lid van L. en M., waaronder Jaap Geel hoed. Doordat enkele leidende figuren uit L. en M. lid waren en werden van de N.S.B. kwam L. en M. steeds meer in nationaal-socialistisch vaarwater te recht. Inde zomer van 1940 fuseerde L. en M. met het door de N.S.B. opgerichte 'Boerenfront' en vele boeren werden lid van de N.S.B., zo ook Jaap Geelhoed5. Hoewel hij niemand enig kwaad heeft gedaan, ont stond hierdoor toch een zekere verwijdering tussen hem en de familie Maas. Dit en volgens verschil lenden het niet op tijd betalen van de pacht, had tot gevolg dat hem in 1941 de pacht werd opgezegd. Daardoor werd hij gedwongen het hof te verlaten en is hij met vrouw en zeven kinderen (later zijn er nog zeven bij gekomen) op 18 maart 1941 vertrokken naar Bergen op Zoom, daarna naar Halsteren. Toen hij eenmaal weg moest van de boerderij wilde hij niet dat iemand anders nog plezier zou hebben van zijn molentje. Hij heeft toen de ijzeren balken doorgezaagd of -gebrand en met een kelderwind de molen omver gedraaid. Hij zei toen: 'Ik heb mijn hele hart eraan gegeven', draaide zich om en huilde. Dat was het einde van een heel bijzonder molentje. De maalstoel heeft de hele oorlog door nog op de boerderij gestaan. Hij is daarna gesloopt en de maal stenen zijn uiteindelijk in de oude, nu gedempte vijver terecht gekomen, waar ze zich waarschijnlijk nog bevinden. De ploeg heeft ook nog enkele jaren op het hof gestaan en is in 1944, een maand voor de inundatie, naar de smidse van Van Hee op Biggekerke gebracht. Bij het bombardement van 17 september 1944, waarbij de smid met vrouw en kind is omgekomen, is 7

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1990 | | pagina 7