stad Middelburg, om te verklaren dat hij sinds 1516 of 1517 de rentmeesters gediend had. Hij had met zijn 62 jaren al veel meegemaakt, maar voor de notaris kon hij verklaren, dat iedere rentmeester, die hij gediend had 'alle jaeren op den Goeden Vridach eenen ghevanghene uyt gracie, die tmeeste niet gedaen en hadde, uyt laeten gaen ende gerelacxeert heeft'. Waarvan akte! zou ik zeggen. Twee getuigen ondertekenden de akte mede en dit stuk of een afschrift daarvan werd naar Den Haag gezon den, ten bewijze. De heren van de rekenkamer in Den Haag, die de uitgaven moesten goedkeuren, maakten nu geen bezwaar meer, nadat zij het stuk hadden ontvangen en gelezen. De rentmeester mocht op Goede Vrijdag ge bruik blijven maken van zijn recht. Ook werd lange tijd de voetwassing door een geestelijke in de kerken gedaan op Witte Don derdag, bij de armen der stad, in navolging van Jezus, die de voeten van zijn discipelen waste. Rond het Paasfeest zijn ook gewoonten ont staan, die weinig of niets met Pasen te maken hebben: Zo is het een alom bekend gebruik met Pasen meer eieren te eten, dan men gewoonlijk doet. Een ei werd beschouwd als het zinnebeeld van vruchtbaarheid. Het bergt in zich de kiem van het leven. Pasen betekende nieuw leven. De eerste Christenen gaven elkaar eieren op Pasen met de woorden 'De Heer is waarlijk opgestaan'. In het oosten van ons land zijn nog vele Paas- gebruiken, die met eieren in verband staan. Daar gaan op sommige plaatsen de kinderen al zingend langs de huizen: Eén ei is geen ei, Twee ei is een half ei, Drie ei is een Paasei. Een ander gebruik was dat eieren in het veld werden verstopt, die de kinderen dan moesten zoeken. Dit gebruik komt nog voor. Op som mige plaatsen werden eieren van een hoogte afgerold. Volgens het bijgeloof brachten ze dan vruchtbaarheid aan de velden. In de 17e eeuw kende men het eierdansen. Hard gekookte eieren werden in een kring gelegd. De speler danste op één been op blote voet en de handen in de zij; één voor één moest hij alle eieren uit de kring hinkelen. Nog een ander Paasgebruik was dat door de geestelijkheid Paasmaaltijden werden gehou den, waaraan de armen deelnamen. Uit een gevonden rekening van de kerk van Veere tussen 1574 en 1576, blijkt dat aan een Middel burgse apotheker een rekening werd betaald voor 'Vijf pont dragie oft gewrochte confituren. Dese dragie wordt gedaen in acht dooskens, woeraff de kerckmeesters elc één gehadt hebben ende ander vier zijn gedeelt in twee silveren schalen ende gestelt op de tafelen daer men 't broot bydede, ende die die handen waschte ende in elcke schale een silvere lepele, waermede de Canonicken onder malcander gedeelt hebben, den, den capellanen ende andere dienaers des choors'. Als het brood gewijd was, gingen de stadsbode en de kerkmeesters met een mand met brood rond 'ende deelen alsoo 't cleene broot dengenen, die dagelich den kerke aelmoe- sen geven'. Op Walcheren kende men vroeger het 'eijerga- ren'. De herbergier zette op Paasmaandag een mandje met 25 eieren ergens op .de weg, pakte één ei uit het mandje en legde dat wat verder op de grond. Op even grote afstand als het eerste ei verwijderd was van de mand, legde hij een tweede ei op de grond en zo maakte hij een keten van eieren. De 'eijergaarder' moest nu alle eieren oppakken en in het mandje deponeren. Tegelijk met de start van de gaarder moest een andere deelne mer aan het spel heen en weer naar de herberg lopen. Bij zijn terugkomst moest hij een briefje van de herbergier tonen, als bewijs dat hij de voorgeschreven afstand had afgelegd. Was de gaarder het eerst klaar met het bijeenbrengen van de eieren, dan mocht hij het mandje met inhoud hebben. Was de 'kroegloper' het eerst weer terug, dan waren de 25 eieren voor hem. Wedstrijden werden zelfs gehouden wie de meeste eieren kon eten en er is zelfs beweerd, dat er iemand was, die tot het getal van 30 kwam. Tegenwoordig zou zijn naam verschijnen in het Guinness Book of Records, waar topprestaties vermeld worden. De winnaar van een veel-eet- wedstrijd werd als een held vereerd. De schrok- ker werd uit volle borst toegezongen: 6

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1990 | | pagina 8