doet je wat afdwalen en mijmeren over je schooltijd. Wat de genoemde steen betreft wil ik hierbij de wens uitspreken dat die weer een plaatsje zal krijgen in het nieuw te bouwen winkelcomplex, dat op de eerste plaats zal komen van 'mijn' oude school. W.P. Roose 'Ie gaet z'n eige rechter we ze den dien. Net as Pau 'Olie indertied". Dit werd gezegd van iemand, die meende zelf recht te kunnen spreken. Paulus Holle (1758- 1827) was deze mening ook toegedaan. Hij heeft Oostkapelle als gemeentesecretaris, adjunct-maire, schout en burgemeester gediend. Jan Vader vertelt van hem, dat hij niets van rechtbanken of 'Vrouwe Justitia' wilde weten. Als dit toch ter sprake kwam, sloeg hij zich op zijn brede borst en riep: 'Niks rechtbanken of gevangenis. Het recht op Oostkapelle ben ik!'. Uit onderstaand verhaal blijkt, dat Paulus Holle zijn woorden waar maakte. Omdat Vader het over burgemeester Holle heeft, mogen wij aannemen, dat dit voorval zich heeft afgespeeld in de periode dat Holle dit ambt vervulde (1825-1827). Paulus Holle woonde in een huis met een grote tuin. Achter in die tuin stond een musterdsta- pel*. Het was Holle opgevallen dat deze stapel snel slonk. Hij besloot 's avonds en desnoods 's nachts de wacht te houden. De eerste avond en nacht gebeurde er niets. De volgende avond had hij meer succes. Een arme arbeider uit het dorp was bezig musterds op een aparte hoop te leggen. Juist toen de dief van plan was deze op zijn rug te sjorren, schoot Holle op hem af. Van schrik viel de dief met musterds en al op de grond. Holle trok bedaard twee flinke knuppels uit een musterd, waarvan hij er één aan de dief wilde geven. Hij gebood hem op te staan. De arbeider was kompleet de kluts kwijt en doods bang bovendien. Hij begreep ook wel, dat hij tegen de fors gebouwde Holle niets kon begin nen. Behalve dat, zag hij ook letterlijk en figuur lijk tegen het hoofd van de gemeente op. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1991 | | pagina 14