Het Eiland is dan in 1873 ontstaan door de voltooiing van het Kanaal door Walcheren, dat van dan af via de Buitenhaven in de Wester- schelde uitkomt. Toen bestond westelijker reeds de Ooster- of Dokhaven (daaraan ligt nu nog de Kon. Mij. De Schelde), en die kwam ten oosten van de Oranjemolen eveneens in de Wester- schelde uit. Onderdeel van de kanaalwerken was het graven van het Verbindingskanaal van het Kanaal door Walcheren naar die Dokhaven, waardoor een stukje van Walcheren werd afge sneden dat men terecht 'Het Eiland' ging noe men. Spoedig werd het Eiland een schiereiland toen men de Dokhaven van zee afsloot door middel van de Eiland-dam, en na de 2e wereldoorlog werd het zuidelijke deel van deze haven ge dempt, zodat we nu beter van een landtong kunnen spreken, maar gelukkig blijft de naam 'Eiland' in gebruik, een naam die een heel stuk stadshistorie belichaamt. De huizenbouw op het Eiland voltrok zich in 2 etappes. Eerst bouwde in de tachtiger jaren De Schelde in het westen achter het 18e eeuwse Arsenaal voor haar groeiend personeelsbestand de 84 woningen die men al gauw de Tachtig Plagen ging noemen (maar dat sloeg niet op de kwaliteit van de voor die tijd heel goede ar beidershuisjes). Vervolgens werd in het oosten omstreeks de eeuwwisseling de wijk tussen Kanaalstraat en zeedijk in snel tempo gebouwd. De Vlissingse volksmond vond het Eiland nogal afgelegen, en onderstreepte dit al gauw met de bijnamen Transvaal en Lombok voor de weste lijke respectievelijk de oostelijke wijk. Later breidde de naam Tachtig Plagen zich uit tot de hele westelijke buurt en ging de naam Eiland zich beperken tot de oostelijke. Deze naamsverschuivingen wekten een zekere spraakverwarring, en daarom spreek ik gemaks halve maar over 'Arsenaalbuurt' en 'Sluizen- buurt'. In de 2e wereldoorlog verdween de Sluizen- buurt volledig door bommen en door afbraak op last van de Duitsers, en na de oorlog werd de Arsenaalbuurt gesloopt en bij het Schelde- terrein getrokken. Tenslotte is de Sluizenbuurt in zeer verminderde omvang teruggekomen, voornamelijk in de vorm van een 90 etage huurwoningen langs de Kanaalstraat, die te genwoordig Piet Heinkade heet, en die buurt noemt men dan nog Het Eiland, waar men nu veilig woont achter de onlangs voor de tweede keer versterkte Eiland-dijk. Er was een duidelijke tegenstelling tussen aan de ene kant de Arsenaalbuurt, begonnen als een fabrieksarbeidersbuurt, die door latere nieuw bouw aan de noordkant van Vlissingen verou derde, en achteruitging in welvaart en sociaal aanzien, en aan de andere kant de meer wel varende Sluizenbuurt, georiënteerd op haven en scheepvaart, en vooral bewoond door personeel van de Mij. Zeeland, de veerdiensten, de Ma rine, de sluizen, enz. Uit de verhalen krijg ik de indruk van 2 aparte wereldjes, die niets gemeen hadden hadden dan de in 1935 opgeheven Eiland- school, en die zelfs ieder hun eigen voetbalclub hadden. Hiermee heb ik de plaats van het Eiland in de 19e en 20e eeuw en binnen de stad Vlissingen geschetst, en ik steek nu even een waarschuwen de vinger op. Wat ik in schriftelijke bronnen vond was in details wel eens onderling tegen strijdig, en evenzeer zaten er in de door mij ontvangen mondelinge informatie wel eens klei ne verschillen. Dit is begrijpelijk, want de men sen die zo vriendelijk waren om voor mij in hun geheugen te duiken moesten daarvoor een halve tot driekwart eeuw teruggaan, en na zo lange tijd kan een herinnering wel eens wat verkleurd of verbleekt zijn; het maakt natuurlijk óók ver schil of je over bijvoorbeeld 1915 praat, dan wel over 1935. Samengevat: ook dit vervolg op mijn verhaal vergt kritische lezing! Als 'wijkvoorzieningen' voor de Sluizenbuurt somde ik café's, winkels, ambachtsbedrijfjes, de wijkagent en het gebouw Bethel op, en daar moet ik nog een stukje gezondheidszorg aan toevoegen, want de echtgenote van schoen maker Van Steenkiste blijkt nl. op het Eiland als baker werkzaam te zijn geweest. Van de 7 café's in de Sluizenbuurt geef ik een opsomming. Smit in de Dijkstraat, en in de Kanaalstraat van west naar oost de Hond, Hemelaar, Jo van Boekhout, Jo Rijnders, Rinus van Boekhout en op de hoek van de Van Speijkstraat 'Queensboro' alias De Rooie Gra vin (fam. Adams). Enkele hiervan waren vóór de 2e wereldoorlog al verdwenen. Kappers waren Van de Sande, Ko Sohier en 'De Kouwe Hand', van wie de familienaam blijk baar minder bekend was dan de bijnaam. Tot de weinige middenstanders in de Arsenaal buurt hebben ook bakkerij Smits en de café's van Goozen en Geeve behoord. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1991 | | pagina 23