Onder de kruideniers in de Sluizenbuurt waren
De Croo, Coppoolse, De Buck, Ko van Boek
hout, Rijnders en Van 't Hoff, en verder hoorde
ik over de bakkerijen van Van der Linde en
Cappon, en de sigarenzaak van Maas. Tenslotte
was er bij de sluizen een patatkraam. Ik meen me
te herinneren dat de gemeente deze kramen regel
matig van standplaats liet verwisselen, omdat er
niet op elke plaats evenveel viel te verdienen.
Er blijkt op het Eiland zowaar ook natuur
schoon te hebben bestaan: een hoogbejaarde
informant wist namelijk van zijn ouders dat er
vóór de Dijkstraat duintjes hadden gelegen,
waarin Dijkstraat bewoners hun kippen lieten
rondlopen. Rond de eeuwwisseling moeten
deze duintjes er dus nog zijn geweest, maar
volgens een wat jongere bron waren ze er in de
twintiger jaren niet meer. Ik vond ze terug op de
Hattinga-kaart van Walcheren van midden 18e
eeuw met het bijschrift 'duintjes', maar ze waren
stellig nog ouder, want volgens het bekende
boek uit 1910 van archivaris P.K. Dommisse
over de geschiedenis van Vlissingen was de als
inlaagdijk aangelegde Eiland-dijk al vanaf 1443
waterkerend, en ik stel me voor dat zich van
toen af strand en duin hebben kunnen ontwik
kelen in de wat beschutte dijkbocht.
Op pag. 139 geeft Dommisse nog een interes
sant verhaal uit 1485. We zaten toen in de
nadagen van de Hoekse en Kabeljauwse twis
ten, en Sluis laatste bolwerk der Hoeksen
pleegde overvallen op de rest van Zeeland. Op
20 mei 1485 was Vlissingen aan de beurt, en de
Sluizenaren staken in roeiboten onopvallend de
huidige Westerschelde over. 'Zoo kwamen zij
ongemerkt aan land, zeer waarschijnlijk aan de
kleine duintjes langs de huidige Dijkstraat'
schrijft Dommisse. Er werd geplunderd, brand
gesticht, en baljuw Wouter van Domburg werd
vermoord, terwijl de aanzienlijksten der stad als
gijzelaars werden meegenomen. Heeft de schrij
ver de landing op de juiste plaats gelokaliseerd,
dan was het dus najaar 1944 niet de eerste keer
dat in het gebied van het Eiland een landing
vanuit Zeeuws-Vlaanderen plaats vond.
Ik had ook gevraagd naar verstrekking van
warm eten door de Koninklijke Marine aan
Eiland-kinderen, omdat ik hierover gehoord
had uit 1918 en de dertiger jaren. Nu vernam ik
van een informant dat hij als jongen met zijn
kameraads wel eens overgeschoten eten vroeg
en kreeg op het Marine-wachtschip, en dit was
dus duidelijk een ongeorganiseerde verstrek-
22
king. In 1914-T8 konden minder-draagkrach-
tigen eten halen in het als publieke gaarkeuken
fungerende voormalige brandspuithok aan de
Kanaalstraat.
Een andere bron meldde dat er voedseluitgifte
werd geregeld via de gemeente en het N.H.
Armbestuur, en dat er ook eten kwam van de
'Bomvrije Kazerne' bij de Gevangentoren. Ten
slotte herinnerde een derde informant zich dat
er brood kon worden gehaald bij het Marine
wachtschip, en dat dit o.a. werd gedaan door
kinderen uit de 'Oranjebuurt', d.w.z. de buurt
bij de Oranje-molen. Uit al deze losse infor
matie tesamen meen ik te mogen concluderen
dat het plaatselijke militaire apparaat een ze
kere funktie heeft gehad op het gebied van de
volksvoeding.
De Eiland-school was in zijn tijd heel modern:
een ex-scholier noemde het een mooie school
met een gymnastieklokaal en twee speelplaatsen;
zelf las ik ergens dat de bijbehorende school
tuintjes mogelijk de eerste in ons land zijn
geweest. Een andere bron zei dat in het gebouw
ook een christelijke school heeft gezeten, en ik
veronderstel dat dit van na 1920 was, omdat
toen bij wet de financiële gelijkstelling tussen
openbaar en bijzonder onderwijs tot stand
kwam, waardoor dit laatste veel terrein won.
Een bevestiging kreeg ik van een oud-Eilander
die als leerling van de christelijke Wagenaar-
straat-school (ook in dat gebouw zat eerder een
openbare school) de dependance van deze
school bezocht in het Eilandschool-gebouw.
Als leerkrachten van deze dependance werden
me de dames Verhage en Van Dommelen en de
heer Lavooy gesignaleerd.
Er werd me verteld dat kruidenier VanHoff als
bijverdienste een voetveer onderhield van de
Kanaalstraat naar de kant van het station. Dit
verbaast me wel wat, omdat men het veergeld
van 2 cent kon uitsparen door even om te lopen
via de sluisdeuren.
Bij de sterke verhalen die ik hoorde was er een
over Prins Hendrik, die zich aan boord van een
op de rede van Vlissingen liggend jacht bevond,
en bij die gelegenheid aan land kwam om op het
Eiland te worden geschoren door kapper Van
de Sande. De geschiedenis vertelt niet of dit
heeft geleid tot een erkenning als hofleverancier.
Een ander verhaal betrof de eerste wereldoorlog,
toen 2 grote kanonnen stonden opgesteld op de
vooruitspringende punt ter hoogte van het
meteo-gebeouw, dus precies op de plaats waar