Veel werklozen waren er. De crisisjaren waren
ook aan Westkappel niet voorbij gegaan. Wei
nig werk. De schade aan de zeedijk was gering
in verhouding tot het grote aantal dijkwerkers.
En was er werk, dan waren de lonen laag. Er
heerstte dan ook veel nooddruft, om niet te
zeggen armoede, in vele gezinnen.
Van de romantiek bleef weinig over.
Pastorie
Van de gevel naar het stattuus naar een andere
gevel in de Zuidstraat. Een kapitale gevel met
wel negen hoge ramen, die hoog uitstak boven
de nederige naastliggende huisjes. Dat was de
pastorie. Hier woonde de dominee. Toen ik dit
gebouw voor het eerst zag dacht ik: dat moet
wel een belangrijk man zijn, die dominee. Voor
de Westkappelaars was hij dat ook. Niet, dat ze
nu in groten getale zijn kerk bezochten. De dijk
en de toren beroerden bij de Westkappelaars nu
eenmaal meer het innerlijk dan de kerk. Maar
ze konden bij hem terecht met hun huiselijke,
sociale en soms juridische problemen, want het
was een sociaal voelend mens. Hij was dikwijls
meer advocaat dan dominee. Hij begreep dat
armoede niet werd opgelost door bidden alleen.
Teneinde de vrouwen uit de arme arbeiders
gezinnen enige bijverdienste te verschaffen richt
te hij de kantklosvereniging 'Het Molenwiekje'
op. De vrouwen konden leren kantklossen en de
kant verkopen. Helaas schoot zijn initiatief haar
doel voorbij want niet de arbeidersvrouwen
kwamen leren kantklossen, maar juist enkele
dochters of vrouwen van hen die het iets beter
hadden.
Bovendien was de vraag naar deze fraai be
werkte kant gering, ondermeer door de con
currentie van de Brugse kant. Zijn initiatief was
dan ook tot mislukken gedoemd.
Zingen
Laten we echter terugkeren naar de bijzondere
Westkapelse gemeenschap. Een gemeenschap
met zoals gezegd veel nooddruft en weinig
weelde, maar wel een zingende gemeenschap.
Er is een spreekwoord dat zegt 'nood leert
bidden'. Voor Westkapelle gold echter 'nood
leert zingen'. Aan bidden deden ze niet zoveel,
des te meer aan zingen. Bij het werk, op bruilof
ten, op de kermis, 's zondags als hele groepen
mannen gingen wandelen, wat je overigens
elders niet ziet. Altijd en overal als er een groep
Westkappelaars bij elkaar was, werden de liede
ren uit het verleden, de ouwerwesse, met volle
overgave gezongen.
Voedselmenu
Toch waren de levensomstandigheden en ook
het dagelijks voedselmenu er zeker niet naar om
uitbundig te zingen. Op de tafel met het tradi
tionele tafelzeiltje, was bij de broodmaaltijd, die
op de plankjes werd genuttigd, stropievet erg
populair. Soms een bokking of een stukje spek,
niet groot, men moest tenslotte een heel jaar
toekomen met het zelfgemeste varken. Van het
varken mocht niks verloren gaan, ook de
darmen werden gegeten, gebakken met schijfjes
appel werd dit beschouwd als een lekkernijEen
andere lekkernij waren de zogenaamde oven-
blaezers, die van de deegresten bij het bakken
van brood uit de oven kwamen. Besmeerd met
boter en bruine suiker waren ze heerlijk.
Nog zie ik mijn kostvrouw in de ondermuts,
zonder jak en loshangende beuk met een hoog
rode kleur van de hitte voor de oven in de
bakkeete staan. Het romantische van de kle
derdracht verdween voor mij dan geheel in het
gebakken brood.
Bij de middagpot kwam vaak zeekraal en pom
poenepap of soms vossesoppen (een mengsel
van vet en peren) op tafel en 's zondags werd
vrijwel in ieder gezin stokvis gegeten, die 's zater
dags door de man werd gebeukt.
Perceeltjes bouwland
Voor de voedselvoorziening en de verzorging
van het vee had vrijwel iedere Westkappelaar
een klein perceeltje bouwland. Hierop werd
hoofdzakelijk tarwe, gerst en ander veevoer
verbouwd. In de zomer was het dorp dan ook
omkranst door een bontgekleurde lappendeken.
Als het graan rijp was zag men op die deken vele
gebogen mannenfiguren bezig met de zekel het
graan te snijden, een loodzware arbeid. Zwoe
gende zwetende mannen, nat tot op het lijf,
maar ondanks de hitte, stug doorgaand tot het
koren was geveld. Na het snijden werd het graan
op stukken gezet en dan kwamen de jonge
vrouwen om de overgebleven aren op te rapen.
Soms kon het dan, als de mannen er nog waren,
achter sommige stuuken best plezierig zijn, heb
ik me laten vertellen.
Armoe ouderen
Minder plezierig was de armoede die vooral de
oudere mensen hadden. Velen moesten leven
27