weer geflaneerd hadden in afwachting van hun
geliefden. De paartjes trokken dan de duinen in,
echter nimmer gearmd, maar bijna een meter
van elkaar. Als ze echter in de duinen waren en
hun 'plekje' hadden opgezocht, vermoed ik dat
die meter tot enkele milimeters teruggebracht
werd. In ieder geval ging nogal eens de mare
door het dorp 'Stoel ei ewist', wat betekende dat
er weer een paartje moest gaan trouwen.
Verschillen
Bij de Westkappelaars bestond, vooral naar
buiten, een grote eenheid. Toch waren er onder
ling ook verschillen. Je had dus de krullepetten
en de gouden knoppen van de kleine landbouw
ers en de platte petten en het benen knoopje van
de dijkwerkers. Die van 't oekje van de Kriekel
waren weer anders dan die van 't oekje van Van
Mill in de Zuidstraat. Die van de Koestraat, de
Koejoekers, waren weer anders dan die in
d' Arke. De Koejoekers zeiden van d' Arke: 'In
d'Arke oef je nie te warke, dat is maar een
poeploos varke'. In d' Arke woonden veel
strandjutters, die elke dag op de dijk bij de
molen stonden en met hun kijkers de zee
afspeurden of er niet iets aankwam. Van ieder
voorbijgaand schip wisten ze de vlag en de
lading. Het gebeurde ook wel dat ze hun kijker
richting duinen richtten, dat was als de schilde
res Charley Toorop bij Miene van Mill in de
Valk logeerde en wel eens poedelnaakt een bad
nam en in de duinen lag te zonnen. Dat wuuf,
want zo werd in het dorp Charley in het alge
meen betiteld, dat wuuf is wi naekend in bagger
ewist.
Blijde buurt
Dan was daar nog de blijde buurt. Een zijslopje
van de Noordstraat. Daar woonde een vrolijk
volkje, dat iedere avond de armoe wegzong na
het eentonige bonen verlezen. Dan pakte Karel-
tje zijn accordeon en het Vrouwtje van Stavoren
of het Groenlands Straatje kwamen tot leven.
Er werd wel eens gefluisterd dat ze daar onder
elkaar vreemd gingen, maar dat waren van die
losse geruchten die wel in ieder dorp voor
komen en niet op waarheid berusten. Maar dan
sprak toch het orakel - U weet wel, dat oud lelijk
wijf - 'Al is het mannetje nog zo goed, hij heeft
een padde onder z'n oed'.
Koeiewachter
In de blijde buurt woonde ook Jantje Wit, de
gemeentekoewachter. Hij was de hoofdman
over honderd, dat wil zeggen over de 100 koeien
die Westkapelle rijk was. Die koeien werden
's morgens naar de rand van het dorp gebracht,
waar zij onder de hoede kwamen van Jantje, die
ze beurtelings naar het Zuidergemeentevroon
(het Zuuverste vroon) en het Noordervroon (de
Noordenbocht) dreef. Hij kende alle koeien bij
naam en toenaam. Er wordt wel eens gezegd
van iemand die dom is: 'Hij is zo stom als een
koe', maar Jantje wist wel beter. Hij wist dat de
Westkappelse koeien verstand hadden, want
's avonds liep iedere koe door het hele dorp
regelrecht naar haar eigen stal, zonder dat
Jantje er verder aan te pas kwam.
Wanneer het woonhuis geen poort had liep de
koe gewoon door de gang naar achter. De koe
van café De Vriendschap kon altijd moeilijk de
deur van de gelagkamer voorbij en als die deur
open stond, dan lichtte hij de staart heb ik me
laten vertellen, maar of het waar is?
Kermis
Tenslotte nog even iets over de kermis. Dan
kwam op de Capelle de draaimolen, zonder zeil.
Er werd gerekend op een harde wind en donker
weer. 'Kermisweer' zeiden de mensen. Die
draaimolen was de enige attractie voor de jeugd.
Voor de ouderen speelde de kermis zich hoofd
zakelijk in het café af.
In mijn kosthuisbed hoorde ik dan 's morgens
om vier uur flarden van tromgeroffel en de
doffe knallen uit de geweren van de gaaischie
ters, die hun geweren leegschoten op de troen-
ken, die hoog op de dijk waren opgesteld. Het
oog helder en de tromp omhoog stond er te
lezen. De tromp ging wel omhoog, maar het
oog was niet zo helder meer, want de slokjes-
joen had reeds vele malen de jeneverkruik rond
laten gaan. Als dan de tronk valt klinkt er
gejuich en de fortuinlijke schutter vliegt door de
lucht, krijgt een sjerp om, waarna de meute het
dorp in trekt. Een trossel gearmde zingende
boerenmannen, de tamboer voorop geleid door
de kapitein, de sabel gebruikend als er één uit de
rij dreigt te lopen. Luidzingend duiken ze een
volgend café binnen.
Ringrijden
Verderop in de Zuidstraat weer ander rumoer.
Voor het 'eerenuus' - overblijfsel van de am
bachtsheerlijkheid - ligt de riengbaene, waar
over dikke, met linten versierde boerenpaarden
29