1971 1991 FAZANT De dag voor Kerst, 1982, zat ik 's middags achter mijn bureau in het Godshuis in Veere. De telefoon ging. 'Burgemeester, houd je van fazant?'. 'Jawel'. 'Dan moet je ze zelf komen halen, want ik heb geen auto'. En zo reed ik met onze jongste zoon aan het eind van de middag, vlak voor Kerstavond door het donker naar het adres, ergens aan de Rijke buurtweg. Op het erf was het heel donker. We waren daar nog nooit geweest en ik was blij dat we ineens iemand om de hoek van het huis zagen komen, met een doek om het hoofd, weggekropen in de jas, en in de hand een plastic tas waaruit twee fazantekoppetjes hingen. De tas was om de nekken dichtgebonden. Die werd mij overhandigd: 'Alsjeblieft'. Ik bedankte heel hartelijk en omdat het al zo laat was stapten we in de auto. Ik zette de tas op de grond naast mij, tot afgrijzen van mijn zoon. 'Kom op', zei ik, en we reden naar huis. Thuisgekomen overzag ik het slagveld: een tot het laatst toe werkende moeder en vader, het begin van Kerstavond, al het eten besteld en een jongste zoon die niet zo heel gelukkig was met de tas die aan zijn voeten had gestaan. Ik greep de tas en stopte hem in het diepvriesvak, in de zekerheid dat ik er een etmaal later tijd voor zou vinden. De volgende dag kwam mijn man de kamer binnen en zei: 'Hé, wie heeft er fazanten in het diepvriesvak gestopt?'. Ik reageerde onmiddellijk: 'O ja, die hebben we gekregen, maar ik heb ze daar maar even ingelegd omdat het er allemaal zo treurig uitzag'. We keken elkaar aan. Weten wij iemand die fazanten kan plukken? Wijzelf kunnen het in ieder geval niet. De goede raad kwam van dichtbij. 'De Nood sr. op de Veerseweg kan je zeker helpen'. Na Kerst belden we hem op en hij was graag bereid om ons van dienst te zijn. Mijn man ging erheen, kreeg een bakje koffie en maakte goed kennis met de familie. Hij liet de tas met de twee koppetjes er uit achter, met de afspraak dat hij de volgende dag weer zou komen om ze te halen. Zo gezegd, zo gedaan. Ook de volgende morgen kreeg hij de koffie aangeboden. En toen hij voorzichtig vroeg 'Wat ben ik U nu verschuldigd?' was het antwoord 'Niks'. Kort en duidelijk 'Niks'! Hij glimlachte en zei: 'Maar dan kan ik het U de volgende keer niet nog eens vragen'. 'Niks' was het antwoord opnieuw, vasthoudend kort, op z'n Walchers. Mijn man stond op en zei: 'Dat vind ik toch jammer'. En toen brak de glimlach door bij De Nood Sr. Zijn blik sprak boekdelen. 'Ze waren al geplukt'. Wij hebben hem heel hartelijk bedankt. We hebben heerlijk fazant gegeten. En we wisten vanaf dat moment heel zeker dat veel mensen in Veere wisten dat wij geen fazanten konden plukken. Het volgend jaar werden we weer verrast: panklaar! Zomergast Het was midden in de nacht en hartje zomer. De stilte in Veere werd alleen onderbroken door het carillon ieder half uur en als zo'n carillon niet speelt, word je als Veerenaar wakker, dan is er iets mis. Die nacht speelde het gewoon. Er was niets aan de hand. De bel ging, luid en duidelijk. En nog eens. Nu 4 vind je op de stoep van een ambtswoning nog wel eens het een en ander en er wordt je ook wel eens iets aan de deur gemeld. Mijn man reageer de deze keer en liep naar beneden. Hij deed de deur open. Daar stond een fiets, een schitterende fiets! Hij keek links, hij keek rechts, liep terug in de gang, keek weer naar buiten, links, nog eens

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1991 | | pagina 6