VAN EN BAKKER EN SPELDEN Er was eensZo beginnen sprookjes meestal. Hetgeen we hier zullen verhalen is echter geen sprookje, maar een waar gebeurde, droevige geschiedenis. Er was eens een man, die Pieter Cornelis Hendrikse heette. Hij was "meester broodbak ker" in het Westkapelle van de 18e eeuw. Zijn baksels oefenden blijkbaar niet alleen op men sen een grote aantrekkingskracht uit, want regel matig werd zijn bakkerij bezocht door katten en honden, die zijn gebakken goed wegsleepten en opvraten of het in zijn zaak afknaagden! Aanvankelijk zag Pieter Cornelis een en ander lijdzaam aan, maar uiteindelijk verloor hij zijn geduld. Met die vreemde dieren had hij immers niets te maken. Zijn bakkerij leed schade door dat geknaag aan zijn kostelijk gebak. Maar wat te doen? Het zou niet makkelijk zijn die lastige dieren kwijt te raken. Na lang nadenken meende bakker Hendrikse de oplos sing te hebben gevonden. Op maandagmiddag 23 januari 1786 stak de bakker twee kromgebo gen spelden in een wittebrood. Zijn bedoeling was dat de kat of hond die van het brood at de spelden zou inslikken of tussen zijn tanden zou krijgen. En op die wat ingewikkeldemanier hoopte Hendrikse de eigenaar van het hem schade toebrengende dier, of de dieren, dan te achterhalen. Bakker Hendrikse legde het geprepareerde brood vervolgens apart op de onderste stelling in zijn winkel. Drie andere, gewone, wittebroden legde hij hoger. Zijn vrouw en kinderen vertelde hij van zijn list en bond hen op het hart toch vooral het apart gelegde brood niet te verkopen. Maar wat juist niet gebeuren moest, geschiedde natuurlijk toch. Tegen de avond kwam een dienstmeisje vier wittebroden kopen. Ze waren bestemd voor schepen Verhulst, een belangrijk man in de Westkappelse samenleving. De bakkers vrouw verkocht de drie bovenste en zonder er bij na te denken ook het onderste brood Een poosje later zei vrouw Hendrikse tegen haar man, dat hij weer wat wittebrood moest bakken, want alles was op. Alles op? Ook het brood dat apart lag? En toen, ja toen herinnerde de bakkersvrouw zich weer waarom dat ene brood niet verkocht had mogen wor den! Snel stuurde de bakker zijn dochter naar het huis van de schepen. Zij moest Verhulst dringend verzoeken toch vooral niet van de broden te eten. Even later haastte ook de bak kersvrouw zich naar huize Verhulst. Men bleek daar reeds een half brood geconsumeerd te hebben, gelukkig zonder nadelige gevolgen. Vrouw Hendrikse legde de zaak uit en nam het halve brood en de overige drie broden mee retour. Maar daarmee was de zaak niet afgelopen. Geruchten verspreiden zich snel in een kleine, gesloten gemeenschap. En een bakker die dodelijke ingrediënten in zijn waren verbergt wordt daar mee niet populair Het stadsbestuur van Westkapelle (zoals u weet is Westkapelle een -smal-stad) besloot streng op te treden. Hendrikse werd verhoord. Had hij echt maar twee kromme spelden in één brood gestoken? Men geloofde hem blijkbaar niet, want de baljuw kreeg toestemming de arme bakker gevangen te zetten (op woensdag 15 februari 1786). Al drie dagen later richtte de gevangene zich met een verzoek tot het stadsbestuur. Hij liet weten zijn bakkerij binnen zes weken te zullen verkopen, aangezien hij het vertrouwen van de ingezetenen van Westkappel verloren had. Burgemeesters en schepenen (het college van Westkapelle bestond in de 18e eeuw uit 1 baljuw, 2 burgemeesters en 5 schepenen) gingen hiermee accoord en legden de ongelukkige bakker bovendien nog een zware boete op! Het einde van een bakkersloopbaan is aldus geboekstaafd: "Met den Heer Bailluw, Burgemeesters en Schepenen der steede Westcapelle gecompo- seert hebbende, namelijk dat ik ondergeteike voor boete en ongevalle kosten sal betaalen de zomme van vijfentwintig ponden Vlaams, waar van ten eersten betaalt is agt ponden, sestien schellingen, agt grooten Vlaams, dus resteert 16:3:4. Welke gemelde 16:3:4 ik onderge teike belove in agtien maanden na dato deses in egale portien per maand sal stellen in handen van de secretaris deser steede. Actum Westcapelle den 18 february 1786. (:Is geteikent:) P.C. Hendrikse. En hiermede word dese zaak gehouden voor afgedaan, en is gemelde Hendriksen uijt sijne dententie ontslagen". Bron: De rechterlijke archieven enz. (inventaris Lasonder): inv. nr. 816 Rol van criminele zaken (te Westkapelle) 1695-1801; in Rijksarchief in Zeeland. Peter Sijnke 17

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1991 | | pagina 19