van de stad dan ook al zo vol met "misch ende vuylicheyt", dat men die "met wagene ende sleden qualick mach gebruycken" en de goten verstopt waren. In Arnemuiden waren vanaf 1579 mogelijk om deze redenvarkens verboden. Een andere beroepsgroep, die van de vishande laren, produceerde weer ander, maar even onwelriekend afval. Zij kregen in 1550 in Middelburg te horen dat al hun afval van de Vismarkt naar een plaats buiten de Gortstraat- poort gevoerd moest worden. Voorde brouwers van Veere gold in 1698 dat zij het afval niet meer buiten de Warwijjksepoort mochten storten. Het zal misschien verbazen in dit verband ook de Middelburgse barbiers tegen te komen. Zij werden al in de eerste helft van de 15e eeuw verplicht bloed, dat bij hun activiteiten als chi rurgijn vrijkwam, niet zomaar in de straatgoot of stiekum ergens anders te storten, maar het uit te gieten bij de Molendijk, in het spui of in de watergang. Het kon, in de ogen van de ene beroepsgroep, natuurlijk altijd nóg erger; de beschuldigende vinger in de richting van de ander was dan ook snel geheven. Zo klaagde een Middelburgse chirurgijn, woon achtig buiten de Langevielepoort, in 1711 over zijn buurman bleker van beroepdie het riool met een dam had afgesloten, waardoor eerstgenoemde geconfronteerd werd met "stin- ckent seepsop" voor zijn deur. Dit soort van activiteiten was berucht. Al in 1477 werd ene Jan de Have beboet omdat hij de Middelburgse veste vervuild had met zijn verve rij, waarvan hij het afvalwater via een clandes tiene goot op de veste loosde. Ook stijfselmakerijen, waarvan Veere er sinds 1701 een kende op het terrein van het voormalig kasteel Sandenburg, hadden een slechte naam op milieugebied. Middelburg bezat een stijfsel- makerij buiten de Koepoort, waarover onder meer in 1754 werd geklaagd omdat het bedrijf het water van een sprink verontreinigde. Vlas was een produkt waarvan de vervaardiging ook de nodige overlast bezorgde. In Domburg was het roten van vlas binnen de stadsvrijheid verboden. Uit alles blijkt, dat het milieu toch ook de over heid een zorg was. Daarvan getuigen allereerst preventieve maat regelen. Al in de 15e eeuw beschikte Middel burg over regels die het deponeren van mest en ander vuilnis moesten beperken. Sinds 1491 mocht men hier geen vuil op straat gooien, zeker niet "opten houck van den Anckere bach- ten tsgraven hove" en op de oude en nieuwe Beestenmarkt. In Arnemuiden was in 1575 een ieder gehouden de straat, alsmede zijn goten en kelders schoon te maken; de verplichting gold ook voor de eigenaars van onbebouwde erven. Uit de 16e eeuw dateert een Middelburgse keur op het schoonhouden door particulieren van de goot voor het huis. In 1558-59 leverde een schilder aan het stadsbestuur een verbodsbord dat verrees op de Wal, om zo het storten van mest of as op de straat tegen te gaan. In 1609 moest zo'n bord voorkomen dat vuilnis in de vesten werd gegooid, terwijl in 1687 op soortge lijke manier werd gewaarschuwd tegen het uri neren bij en tegen het stadhuis. In het uitvoerende vlak zette men, onder meer te Veere en te Middelburg, de stedelijke vuilniskar in. In Veere was in 1696 de nood zo hoog gestegen, dat één kar het werk eigenlijk niet meer alleen aankon. Men krijgt trouwens de indruk dat de vuilnisophalers in die stad een gevecht tegen de bierkaai hadden te leveren. Zij klaagden over de "vele quaataardige menschen (die zich) niet ontsien, alschoon de vuijlkarre in haar gesigt is, haar vuijligheyt op straat te werpen". Jaloers hoeft men op de werkenden in deze sector niet te zijn. Niet op Bouwen Croock, "meester vanden vuelen wercke", wiens taak het begin 16e eeuwwas "thaesement" oftewel het privaat van een Middelburgse school te ruimen. Niet op "secreet ruijmer" Joos Toom- kens, die in 1596 met zijn mensen 32 nachten in de weer was in het Middelburgse Gravensteen. En niet op diens collega, die in 1603 dezelfde taak had te volvoeren, maar blijkbaar niet veel verder kwam dan "de vuyllicheyt wat deur te steecken". Soms waren zij in overheidsdienst. Zo kende Middelburg rond 1600 vier wijkknechten die als straatveger werkzaam waren. Eerder, bijvoor beeld in 1442, 1489 en 1502 werd dergelijk werk ook wel aanbesteed. Onder andere in 1559 werd de stedelijke vuilniskar verpacht. Een speciale rol speelden de leprozen. Zij hadden in het 16e eeuwse Middelburg tot taak de Dam en het naburige deel van de vest schoon te maken en te houden. Alle "misch, vulicheyt, slick, aerde ende gruys" die daarbij werd verza- 7

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1991 | | pagina 9