MONDRIAAN, DOMBURG EN DE MOLENS (VERVOLG) disch wapen van Domburg voorkomt en het andere is een voorzittershamer. Deze hamer vooral is een voorbeeld van fraai en kunstig Zeeuws snijwerk, met Zeeuwse en plaat selijke motieven. De wapens van Zeeland en Domburg, gedragen door zeemeerminnen, een stads- en strandgezicht en in de steel een inscrip tie die luidt: "Aangeboden aan zijn woonplaats Domburg 1878-1959 door D. Trieller". Aan het eind van de steel een liggende leeuw op een hol gedeelte waarin het voor de mesheften traditionele rammelende bolletje. Behorend tot de categorie volkskunst kan men van deze bijzondere hamer zeggen dat er geen tweede exemplaar van is te vinden. Het mooist van alles is echter dat hij in vergaderingen altijd het laatste woord heeft, zelfs over kunstaanko pen. F.A. Broeksma Mondriaan en de molens Men stelt wel dat molens kenmerkend zijn voor het Nederlands landschap. Mede daardoor komt het dat vele landschapschilders molens geschilderd hebben. Door de grote meesters in de 17e eeuw, door de romantische schilders van de Haagse school in de 19e, begin 20ste eeuw, maar ook door schilders die bekend staan als modern zijn molens geschilderd. Genoemd kun nen worden Averkamp, Ruysdael, Van Neer, Hobbema (watermolens) en ook Rembrandt met zijn beroemde ets van de stinkmolen bij Amsterdam, uit de 19e, begin 20ste eeuw Roe- lofs, Gabriël, Jongkind en Weisenbruch. Ook Van Gogh, niet van Nederlandse molens maar van Monmartre in Parijs, en Mondriaan moeten genoemd worden als molenschilder. De laatste heeft zelfs meer dan 25 schilderijen gemaakt waarop een molen als belangrijkste onderwerp voorkomt. Het eerste schilderij van Mondriaan waarop een molen voorkomt, is van 1898 en genaamd "Gezicht op een dorp" en is nog volledig geschilderd in de stijl van de Haagse school. Er staat een paltrokmolen zonder wieken op, ver scholen achter andere gebouwen. Daarna ko men de molens die geschilderd zijn in Brabant (1904-1905) en wel "De molen van Heeswijk" (2x), "De molen van Veghel" en "De molen van Uden", alledrie standerdmolens, vrij nauwkeu rig geschilderd, ook deze nog in de stijl van de Haagse school maar minder romantisch. Het accent ligt niet op de atmosfeer of lichtval en de molen is meer geïsoleerd behandeld. Het gaat Mondriaan om de hoofdvorm waaraan de de tails ondergeschikt zijn maar die in deze periode zeker nog niet ontbreken. Een ander kenmerk is zijn keuze van een voor stelling zonder aktie (hoewel één molen wel met zeilen) en zonder personen. Doordat Mondriaan kiest voor schemerlicht komt de molen indruk wekkend over en beheerst het gehele schilderij. Op de periode van Brabant volgt wat Blok noemt die van de avond- en nachtlandschappen. Dat geldt voor alle landschappen, boerderijen, schaapshokken en dat geldt dus ook voor de molens die hij in deze periode heeft geschilderd. Aan alle molenschilderijen is duidelijk de ont wikkeling die hij heeft doorgemaakt af te lezen. De molen die hij in deze periode vele keren heeft geschilderd, is de molen aan het Gein, een poldermolen bij Abcoude. Het gaat hier om de Oostzijdse molen van 1874, buiten dienst gesteld in 1950, tijdelijk bewoond door een Frans man, die hem de naam "Delphine" heeft gegeven (naar zijn vrouw), maar die in de volksmond de Fransemolen werd genoemd. Thans heeft hij zijn vroegere naam terug. De manier waarop Mondriaan deze molen schildert, verschilt duidelijk met die van de Haagse school. Het accent ligt bij hem niet op de details maar bomen, wolken en de molen worden in grote vlakken geschilderd met nadruk op de contouren. Sommigen menen reeds een duidelijke onderscheiding te zien van het hori zontale en het verticale, waarvan het evenwicht in zijn latere abstracte werk zo'n belangrijke rol speelt. Hij schilderde een bepaald onderwerp op ver schillende wijzen, zo is er sprake van "Land schap met molen aan het water", "Molen aan het Gein", "Molen bij maanlicht", "Molen bij avond", "Molen in de morgen". Er is nog een 18

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1992 | | pagina 20