tegenstelling en die is gevonden in het rood van de molen. Het gaat hier naast een visueel zien ook om een innerlijk zien, een spontane, meer vrije innerlijke "ziening". Het aesthetisch zien is anders dan het gewone zien, het gaat erom onze schoonheidsontroering in de kunst weer te geven, "naarmate we de puurheid der kleur intens voelen, moeten we de kleur zuiver beelden" (De Stijl 1919). Op "De rode molen" is het molengebouw smal weergegeven, het verticale overheerst sterk naast een accentuering van de molenwieken. Men kan er reeds een overgang in zien naar een later schematisering en abstrahering en een gebruik van grote kleurenvlakken. Afgezien van "De molen bij avond" (1916 - Blaricum) dat zeer waarschijnlijk is geschilderd "voor geld", heeft Mondriaan na "De rode molen" nog een molen geschilderd en wel "Molen compositie in lijn en kleur" (1913), dat valt onder zijn kubistisch werk. De molen is gebruikt als uitgangspunt voor een steeds ver der afstand doen van de uiterlijke vorm van het object, ook al zijn de wieken nog enigszins te herkennen. Na deze periode volgt die van zijn volledig abstract, non-figuratief schilderen, maar dat vindt niet plaats in Domburg. Molen/Compositie in lijn en kleur, 1913 Rijksmuseum Kröller-Müller, Otterlo Slot Er is niet veel bekend over de persoon van Mondriaan in Domburg, dit in tegenstelling tot Toorop. Nu is deze laatste ook veel eerder en veel langer in Domburg geweest en was ook een heel ander mens, vlotter, een centrale figuur. Toorop was een charismatisch iemand, die zijn leven lang door vrienden en bewonderaars was omringd. Hij wist ook het vertrouwen van de Walcherse bevolking te winnen, wat blijkt uit het feit dat velen voor hem hebben geposeerd. Vele anek dotes over hem deden en doen de ronde in Domburg. Heel anders is dat het geval met Mondriaan. Men weet zich niets of heel weinig over hem te herinneren, alleen dat hij een Franse baret droeg. De enige die iets meer over hem wist te vertellen was Kees Maas. Deze was timmerman en heeft meegewerkt aan 21

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1992 | | pagina 23