het bouwen van het tentoonstellingsgebouwtje. "Mondriaan was een eenzelvig vintje, ie maekte van die doenkere schilderietjes". Hij wilde graag de kleuren van het gebouwtje verzorgen, dat werd genadig toegestaan. Hij maakte een brede blauwe band met een figuurtje over de hele voorgevel onder de ramen, de rest werd gebro ken geel, het stond best goed, maar die andere schilders konden dat niet erg verdragen. Je moet er maar niet op letten, zeiden ze, ie weet niet wat ie doet. Hij telde niet erg mee bij de anderen. Ze kwamen dikwijls bij mekaar bij juffrouw De Sitter in de Zuidstraat, koffie en thee drinken. Ze besteedde veel geld aan die lui, ze kocht er ook wel eens wat van, ze waren allemaal straatarm, geloofk. Ze hebben van M ondriaan ook nog een schilderietje veranderd om een lolletje t'ebben, Elout schient dat ook is gedaen t'en. Nae die tentoonstelling is z'n stijl toch veranderd 'k dienke aoltied dat dat er nog wat mee te maeken hao'd eit. Misschien ut noodzaek, er zat meestal nie vee leven in en ie verkocht naebie nooit wat" (opgenomen ge sprek). Zonder bovenstaande te ontkennen, lijkt het me onjuist er vergaande conclusies uit te trekken. Franscisca van Vloten schrijft: "Een zeker so ciaal onvermogen en een zekere sociale onwil hebben er in mijn ogen mede toe geleid, dat Mondriaan zijn gevoelens steeds meer is gaan sublimeren in een levenshouding die in de eerste plaats zijn kunstopvatting uitstraalde". Een begrip als "sublimeren" is al moeilijk te gebruiken om de kunstopvatting van Mondriaan te verhelderen, het lijkt me nog onjuister om te spreken van "sociaal onvermogen" en "sociale" onwil" bij hem. Mondriaan was trouw aan zijn oude vrienden. "Echte" vrienden heeft hij er drie gehad en dat waren vrienden van voor 1900. De oudste was Marinus Ritsema van Eek, die zich later in het zuiden van Frankrijk vestigde en die hem ieder jaar in Parijs bezocht. Vervolgens Simon Maris, schilder en zoon van Willem Maris en als derde Albert van den Briel, die hem naar Brabant haalde toen hij het moeilijk had en die hem ook in Domburg bezocht en lange fietstochten met hem maakte "Ons beider belangstelling (M. en v.d. Br.) ging vooral uit naar de duinen op het noorden van het eiland en daar fietsten we elke dag heen, binnendoor, door de "Mantelinge", dat was bosch en duin, een heel mooie tocht, waar Mondriaan elke keer stilzwijgend van genoot". Verder heeft Mondriaan een alles behalve eenzaam leven geleid en dat is te zien aan de vele foto's met vrienden en geestverwan ten. Hij hield er ook een uitgebreide correspon dentie op na met vrienden, kunstenaars, ver zamelaars en museumdirecteuren overal in de wereld (Henkels in Trouw 9-10-1986). Mondriaan was een aardige, vriendelijke man, die niemand kwaad deed en "over wie ik van niemand ooit een woord kwaads heb gehoord" (J.J.P. Oud, architect en vriend van Mondriaan in De Groene Amsterdammer 12-2-1955). Mis schien wel wat bangelijk aangelegd, hij had moeite met oversteken van een drukke straat, en wat naïef ten opzichte van andere mensen. Mede daardoor heeft hij zich thuis gevoeld onder de eenvoudige boeren in Brabant. Wat zijn schilderkunst betreft was hij een sterke persoonlijkheid die tegen alle weerstanden in heeft doorgezet om dat te schilderen wat hij meende te moeten schilderen, die invloed van anderen heeft ondergaan, ook en vooral in zijn Domburgse periode, maar die die invloed op zijn eigen wijze heeft verwerkt en die steeds weer zijn eigen weg is gegaan en daardoor is geworden tot een van de belangrijkste schilders van de 20ste eeuw. Hij heeft nooit concessies gedaan en hij voelde zijn werk, zijn zoeken naar harmonie, als een taak die hij moest volbrengen. Mondriaan heeft ook kennis gemaakt met Jan Vader. Deze vertoefde toen wel in kringen van de theosofie en anthroposofie en kwam ook op Loverendale, dit vooral door zijn belangstelling voor planten en bloemen en zeer waarschijnlijk hebben ze elkaar daar leren kennen. Vader heeft met een verewagen, een soort huifkar, Mon driaan rondgereden over Walcheren. Hij woon de toen nog op Oostkapelle waar zijn vader wagenmaker was en wagens verhuurde. Toen ze onder aan de dijk bij Westkapelle meisjes in klederdracht zagen spelen, merkte Mondriaan op: "net vlinders" (mededeling Jan Roose). Schilders kijken anders naar de mensen en de dingen om hen heen, ook Mondriaan toen hij op Walcheren was en daar een van zijn meest kreatieve en belangrijke perioden in zijn rijke schildersleven beleefde. Van de resultaten daar van kunnen we nog steeds genieten, misschien ook nog eens in Zeeland op Walcheren. Egbert van Wijk 22

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1992 | | pagina 24