ONDERAARDS GEWELF IN SEROOSKERKE
Op 4 december 1991 werd bij graafwerkzaam
heden achter huizen aan de noordzijde van de
Poortstraat vlak onder de grond een gewelf
ontdekt. Dit bouwsel moet een deel geweest zijn
van de in 1870 gesloopte buitenplaats "Noord-
hout" en niet van een klooster, zoals in de
P.Z.C. van 19 december 1991 stond.
Als dit een gewelf van een klooster zou zijn, dan
zou dit het klooster "Soetendale" geweest zijn.
Dit klooster heeft van 1250 tot 1574
bestaan. Hemelsbreed was de afstand tussen het
klooster en de buitenplaats "Noordhout"
1150 meter. Een onderaardse gang van deze
afmeting en in die tijd gemaakt, mag volgens
mij een wereldwonder genoemd worden.
Onder de bevolking van Serooskerke leeft nog
altijd de mythe dat de buitenplaats "Noord
hout" door middel van een onderaardse gang in
verbinding stond met het klooster.
B.J. de Meij schreef er in "Serooskerke (Wal
cheren), zijn burgerlijke en kerkelijke geschie
denis" (1918) over. Ik citeer:
"Volgens overlevering zou de Proost van "Soe
tendale" gewoond hebben op de buitenplaats
"Noordhout". Het klooster zou dan door mid
del van een onderaardschen gang in gemeenschap
gestaan hebben met het heerenhuis. Een kelder,
welke door een van de eigenaars van "Noord
hout" in het begin der vorige eeuw is toegemet-
seld en een voortgang in die richting scheen
zulks te bevestigen. De opgravingen te "Soeten
dale" over eenige jaren gedaan, hebben echter
niets bijzonders aan het licht gebracht. Wel
vond men eenige doodsbeenderen, en tal van
oude steenen, zoogenaamde Zeeuwsche mop
pen" (einde citaat).
Even dacht men op 4 december 1991: zou het
14