bestuurders en hun ambtenaren. En aan de andere kant bespeuren we in Zeeland al gauw de neiging het méédenken - inspraak heet dat tegen woordig - over te laten aan actiegroepen. En een actiegroep, dat zijn we hier in deze provincie niet zo graag. Al in de oprichtingsvergadering van onze Kring (op 13 mei 1971) werd zeer terughoudend gereageerd op een voorstel om, waar nodig, als Kring te ageren tegen aantasting van "karakteristieke schoonheden van Walche ren zowel op natuurlijk als op cultureel gebied". Ir. Jan Loeff, tien jaar later overleden, was de indiener van dit voorstel. Leest u er de aller eerste Wete van juni 1971 maar eens op na. Bij mijn weten staat een doelstelling als Loeff be oogde, alleen hoog in het vaandel van onze zustervereniging Stad en Lande van Schouwen- Duiveland. Maar die is dan ook opgericht (in 1939) als reactie op de dreigende afbraak van het Mosselpoortje in Zierikzee. Waarom eigenlijk geen actiebereidheid, geen kritische opstelling, geen passend protest op zijn tijd? Is het misschien omdat men in onze pro vincie, eerst in 1944-1945 en wederom in 1953, met pijn in het hart en noodgedwongen heeft geleerd zoveel vertrouwds los te laten? Verder hebben velen van ons geleerd niet te hechten aan aards slijk; en wat is een cultuurlandschap, zeker op de Zeeuwse klei, in wezen anders dan wat "sporen in de slik?"16. In het verlengde hiervan: bezorgdheid voor, rentmeesterschap over de natuur, over flora en fauna, daartoe laten we ons nog wel oproepen. Sommigen, soms onder verwijzing naar de Bij bel, door hun politieke partijen. Maar het cul tuurlandschap, dat is grotendeels gewoon men senwerk, van een heel andere orde dan de natuur. We beschouwen het niet als natuur; die zou je nog kunnen beschermen. En we zien het evenmin als een cultuurmonument; dat zou je nog kunnen behouden. Vooral sinds we natuur denken te kunnen bou wen (zoals voorgesteld in het Plan Ooievaar of -dichter in de buurt - het Plan Tureluur), menen sommigen helemaal de vrije hand te hebben om het cultuurlandschap maar rigoureus op de schop te nemen. Moet ergens een middeleeuwse terp verdwijnen voor een nieuwbouwdijk? Dan maken we toch elders, ter compensatie, een nieuwe! Daarbij wél vergetend dat een twintig- se-eeuwse vliedberg natuurlijk niet hetzelfde is als een authentieke berg uit de twaalfde of der tiende eeuw. Onze berg van Boudewijnskerke of Krommenhoeke. het kerkhofterrein van Schel lach, de bochtige Breeweg: laten we goed bedenken dat ze na sloop wel voorgoed verloren zijn. Terugrestaureren van een vroegere situatie is lang niet altijd een goede oplossing. Ik heb van harte gesteund de voortreffelijke actie tot wederopbouw van de kerkhofmuur van Kou- dekerke. Maar bij de plannen voor een nieuw stukje heggenlandschap aansluitend aan Ter Hooge heb ik zo mijn twijfels. De vooroorlogse kaart leert me in elk geval dat daar toen nauwe lijks heggen voorkwamen. En dan nog dit. Heemkunde lijkt zich vooral te richten op de niet-tastbare aspecten van onze cultuur: dialect, volksgebruiken en volksver halen, veldnamen en dergelijke. Het vastleggen daarvan is inderdaad uitermate belangrijk; als lid van uw veldnamencommissie ben ik de laat ste om dat in twijfel te trekken. We weten alle maal dat mondelinge overlevering hetzelfde is als het bekende zijden draadje. Maar we zijn wel verkeerd bezig wanneer we menen dat andere aspecten van ons heem, de tastbare zoals het landschap met zijn gebouwen, minder aandacht en minder zorg behoeven omdat ze onaantast baar zijn. Was dat maar waar. De realiteit is anders. Het Walcherse landschap - ons aller heem - verdient thans meer dan op enig ander moment sinds de Tweede Wereldoorlog onze belangstel ling en onze zorg. Enerzijds mag de belangstel ling zeker voortkomen uit een bepaalde vol doening om wat er in de voorbije jaren is bereikt en behouden. Vergeleken met bijv. Schouwen is op Walcheren gelukkig veel herkenbaars be waard gebleven. Het karakteristieke onderscheid tussen de hogere kreekruggen en de lage poel- gebieden is weliswaar vervaagd, maar niet ver dwenen. Oude dorpen, kerkhoven en vlied bergen zijn niet geheel en al uit hun omgeving losgesneden. Anderzijds bestaat er toch alle aanleiding tot bezorgdheid. Zorg om de veranderingen die ons te wachten staan. En ik beperk die beslist niet tot de al genoemde ruilverkaveling in voorbe reiding, al zal die hoe dan ook diep ingrijpen. Dat gebeurt elders namelijk ook al; denkt u maar aan de Yerseke Moer, waar momenteel een ruilverkaveling het laatste areaal oudland van Zeeland op de schop neemt. Verschillende ontwikkelingen rechtvaardigen mijns inziens momenteel een grotere aandacht voor het landschap als cultureel erfgoed. Ik stip 8

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1993 | | pagina 10