%>IM^ DE WETE WEET HET Hieronder een tweetal reakties op het Dijkje over de Walcherse Molendag. De eerste is van de heer J. Roose uit Koudekerke, de tweede van de heer E. Zuidema uit Middelburg. Een enkele keer lees je iets en denkt: daar moest ik eigenlijk op reageren. Nog zeldzamer komt het voor, datje dat dan ook doet. Nu is dit het geval; naar aanleiding van het "Dijkje" over linksdraaiende molens. Misschien kan ik het uitleggen. De wieken van een molen zijn een deel van een rechtsgaande schroefgang. Daar beginnen de moeilijkheden al. Wat is rechts- gaand? Het is een menselijke afspraak: wanneer men een vinger beweegt met de wijzers van een klok mee, dus rechtsom, dan gaat een rechtse schroefgang altijd van je af. De slang van het esculaapteken is rechtsgaand, dat is goed te zien. De wieken van een molen zijn ook rechts gaand, maar omdat het maar een klein stukje is -een halve meter- is dit minder goed te zien. De wind staat loodrecht op de wieken en de molen gaat draaien. Draait een molen wel linksom? Dat is de vol gende kwestie. Als een Belgische molenaar het heeft over de "voorweeg" (weeg is wand of kant, zie van Dale), bedoelt hij de plaats, waar bij een standaardmolen de deur zit, het kruirad en het vangtouw. "Wij ontvangen iemand aan de voor deur" zegt men daar. De wieken bevinden zich dan, net zoals een scheepsschroef, aan de ach terzijde. En de molen draait dus rechtsom. Maar, of we het nu links of rechts noemen, in alle landen draaien de molens dezelfde kant uit. Er zijn maar enkele uitzonderingen. Lang gele den stond er in de Alblasserwaard een wipwa- termolen, die andersom draaide. In Duitsland zijn er nog enkele, o.a. vlak over de grens bij Groningen. Ook Engeland kent enkele molens, die de andere kant opdraaien, maar het was en is een zeldzaamheid. Waarom draaien bijna alle molens dezelfde kant uit? Daar wordt wel eens over gefilosofeerd, een aanwijzing, dat het antwoord niet zo eenvoudig is. Het zijn meer redenaties achteraf. We zullen ze hier noemen. Het zou toeval kunnen zijn. Toen er meer karossen kwamen ontstond de neiging, vei ligheidshalve, om voor elkaar uit te wijken op steeds dezelfde manier. In vele Europese landen is het verkeer rechts geworden, in Engeland links. Maar toen er meer molens kwamen, had het ook zin die dezelfde kant op te laten draaien i.v.m. onderdelen. 2) De wind in deze streken ruimt meestal (met de zon mee). Vooral een storm ruimt van b.v. zuidwest naar noordwest. Bij het kruien (verdraaien) vaneen molen (in noodgevallen bij gevaarlijke wind), werken de wieken bij ruimende wind mee, wat gunstig is. 3) De bekende deskundige "molinoloog", de vlaming P. Bauters geeft ook een verklaring; vroeger waren alle molenassen van hout. De "draad" van een boom zou beïnvloed wor den door de loop van de zon, op het noor delijk halfrond, dus van oost via zuid naar west. Door de wrijving van de molens in zijn lagers ontstaat er een bepaalde "torsie". De algemeen toegepaste draairichting zorgt, dat de stam zich enigszins "inrolt". Zou men andersom draaien, dan zou de as de neiging hebben uit elkaar te gaan (vgl. een toffee papiertje). 4) Als de zeilen voorgelegd worden, moet de molenaar een reeks touwklussen over kik kers of haken slaan. Deze zitten op de roede en voor een rechtshandige is het praktisch, dat deze rechts voor hem zijn. Een goed argument. De trappen in een middeleeuws kasteel zijn ook zo gemaakt, dat de verde diger, die boven stond meer armslag had. Voor de belager beneden was het veel lastiger om te slaan. Tenminste als hij rechtshandig was. Het blijkt wel, dat een afdoend antwoord op de 24

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1993 | | pagina 26