Ondanks alle privilegiën die aan het patronaats- recht verbonden waren, gaven de broeders dit in 1310 weer terug aan de graaf. Alle inkomsten uit deze bron dienden eerst onder de geeste lijken en andere mensen, die voor de broeders van dit recht gebruik hadden mogen maken, verdeeld te worden. Financieel gezien leverde dit privilege het huis dus niets op en ook de oprichting van een hoofdhuis op Walcheren kwam niet tot stand. De reden hiervoor lag waarschijnlijk in het feit dat het huis niet beduidend genoeg en te ver afgelegen van de hoofdcommanderij was. Onder commandeur Willem van Oost rum werd het huis in Zandvoorde afgebroken en in het jaar 1317 tegenover de Noordmonsterkerk op het Hofplein opnieuw opgebouwd. Hoe moet men zich nu het dagelijkse leven van de bewoners van het "Duitse Huis" in Middel burg voorstellen'? Idealiter zou iedere comman derij naast de commandeur ook twaalf broeders herbergen en daarmee het beeld van Christus en zijn twaalf apostelen weerspiegelen. Deze broe ders hadden ofwel de status van ridder-, danwel priester-of lekenbroeder. Ridderbroeders moes ten een rij van adellijke voorouders aan kunnen tonen, terwijl de priesterbroeders aan de voor waarde moesten voldoen dat ze niet aan een andere "heer" behalve de Orde toebehoorden. Maar de praktijk schetst een heel ander beeld. Zo bevonden zich b.v. in het jaar 1361 in de hele balije van Utrecht bestaande uit veertien com manderijen niet meer dan 52 broeders. Uit ver schillende rekeningen kan men achterhalen, dat de balije van Middelburg nooit meer dan twee of drie broeders tegelijkertijd geherbergd heeft. Wel is bewezen dat alle broeders uit dit huis die met de titel "heer" aangesproken werden of de toevoeging "van" in hun naam voerden ofwel tot de adelstand danwel tot de bijzonder gegoede burgerij behoorden. Over lekenbroeders is in de dokumenten van Middelburg niets bekend. Voor de broeders was er konstant personeel aanwezig. Tot het jaar 1420 werd er slechts loon uitbetaald aan één knecht en één maagd. Na dit jaar heeft de Orde een "moeder" in dienst genomen, die over het personeel waakte en ook een tweede maagd was blijkbaar noodzakelijk. Dit personeel had een kontrakt vooreen half of een heel jaar. Daarnaast kwam er dagelijks een barbier voor de broeders aan huis. Ook de voeding van de broeders werd door de voorschriften bepaald. Eten en drinken moes ten eenvoudig zijn en naast de normale maal tijden mochten de broeders geen ander voedsel tot zich nemen. Op drie dagen van de week was vlees geoorloofd, op drie andere dagen at men melk- en eierspijzen en de vrijdag was er om te vasten. Naast de vrijdag bestonden er nog 120 vasten dagen per jaar. Uit de stukken komt naar voren dat iedereen twee "kwart" per dag te drinken kreeg. Het is niet duidelijk of hier bier of wijn bedoeld werd. De hoofdvoeding was, gezien de ligging van het huis, uiteraard vis. In een nog behouden geble ven kookboek leest men dat er verse en gedroog de zeevis gekocht werd zoals haring, makreel en mosselen. Ook zalm of tonijn leek een normaal menubestanddeel te zijn. Vlees kocht men in grote hoeveelheden. Zo werd er b.v. melding gemaakt van een hele vette koe, een half rund of een kwart zwijn. Kapoenen en kippen maakten deel uit van de pachtsommen die aan het huis betaald werden. Toebereid werden de spijzen met boter of olie en de kruiden verschilden niet met de tot op de dag van vandaag gebruikte. Groenten en fruit werden in een eigen moestuin geteeld en amandelen, vijgen, rozijnen en noten kocht men in de stad. De broeders moeten dus in ieder geval een afwisselend menu gehad hebben ondanks alle vastendagen. Alle broeders in de hele orde droegen kleding uit geverfde stof in de kleuren zwart, wit, grijs of bruin. Ze kregen een onderhemd en onder broek, een bovenjas, een cape en een mantel. Hierbij droeg men schoenen zonder enige ver siering. Ridderbroeders kregen daarnaast nog een w itte jas met een zwart kruis, het wapen van de Orde. Priester- en lekenbroeders mochten deze jas niet dragen. Uit de rekeningen valt op te maken dat men zich in M iddelburg aan deze regels hield, alleen werd ook vaak de kleur blauw gebruikt. Verschil lende broeders kregen een blauwe jas en de commandeur had blauw ondergoed. Hij kon het zich echter niet permitteren zo ver van de regels af te wijken door zich geheel in het blauw te steken, ook al was een blauwe stof stukken goedkoper dan zwart of wit. Er bestaat helaas geen afbeelding meer hoe het huis van de Duitse Orde er uitgezien moet hebben. Relatief zeker is wel dat het huis uit bakstenen opgetrokken was. Het werd dooreen gang met de kapel verbonden die aan de heilige 26

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1993 | | pagina 28