jes en teerwitte bloempjes. Aan de andere zijde daalden we af tusscben massa's Poppodium metgroote, oranje sporen- kapsels aan de onderzijde. Langs het,, Vroon" (zoo noemt men hier de nu eens zeer smalle dan weer breedere onbebouw de strook grond langs de duinen) vonden we nogSenecio Jacobaea met de eigenaardige Ze brarups, die verscheidene planten geheel kaal gevreten had en een paar planten van Oenothe ra biennis, wat hier een groote zeldzaamheid is. Het waren dan ook maar armoedige planten. Midden door 't land, langs een aardig binnen pad keerden we terug-, nu eens langs rijpende tarwe- of havervelden dan weer langs velden waar men druk bezig was met het snijden van de gerst, soms ook midden door 't weiland of langs aardappel- of klavervelden slingerde zich het aardige paadje. Aan sommige slootkanten groeide hier Eupatorium Gannabinum in groo te bossen bijeen, terunjl daartusscben overal de forscheplanten van Epilobium hirsutum volop in bloei stonden. Hoe aardig staken de roode bloempjes af tegen de donkergroene elzenbosch- jes. Hier en daar vertoonden zich ook de licht gele bloemen van Hypericum tetrapterum, een aardige afwisseling tusschen de witte schermen van Daucus Carota, die hier op Walcheren overal zeer veel voorkomt. In 't midden van die schermen bevindt zich een donkerbruin bloempje en hoe lang we ook zoch ten, nergens konden we een scherm vinden waar dat ontbrak. Ook de Pastinaak Pastina- ca sativa) komt hier veelvuldig voor. Op een beschut en zonnigplekje stonden een paar reus achtige braamstruiken. Bij onze nadering vlo gen een menigte, vale, vuurrode en blauwe vlindertjes van deze struiken op. Verder zagen we op de struiken een menigte vliegen, sommige prachtig blauw, andere groen van kleur, terwijl ook allerlei hommels luid gonzend heen en weer vlogen. Aan een zilte slootkant vonden u 'e Zulte (Aster Tripolium) en in het weiland daar naast Gedoomd Stalkridd Ononis spinosa). Ook zagen we na een eind verder geloopen te hebben, eenigeplanten van deKaardeboKDip- sacus sylvester). De bladeren van deze plant zijn zittend en aan de voet met elkaar vergroeid en in de zoogevormde bakjes blijft na een regenbui het water staan en de mugjes en ande re diertjes die daarin verdrinken worden door de plant verteerd. Dit alles namen we zeer goed waar, maar we zorgden er wel voor hem niet aan te raken want we hadden alle eerbied voor z'n scherpe stekels. Verderop liep het pad langs een erwtenland en hier waren de kanten be groeid met Kamille, terunjl daartusscben een enkele roode papaverbloem prijkte. Weldra hadden we nu de straatweg bereikt. Wat we daarlangs nog vonden haalt niet bij 't vorige. Met een volle plantenbus kwamen we thuis, zoodat we 's middags genoeg te doen hadden, om niet aan verveling te denken. Een andere keer maakten we een wandeling van uit Domburg door de Manteling. Het was een mooie, zonnige dag en daar we reeds met de eerste tram uit Vlissingen vertrokken waren, hadden we de heele dag voor ons. Hoewel ons eigenlijk doel een wandeling door de bosschen was, besloten we toch om even een kijkje op de duinen te nemen, maar wat vielen ze ons tegen. Geen spoor van al die prachtige duin planten, die we bij Zwanenburg gevonden had den, alleen helm en rendiermos schenen hier te kunnen groeien. Zoo spoedig mogelijk verlieten we ze dan ook om de manteling in te gaan. Bij het overtrekken van een zandige vlakte wachtte ons echter een verrassing. Overal zagen we n.l. kleine, roode plekjes die, toen we naderbijkwamen, bloeiende plantjes van Erythraeapulchella bleken te zijn. Op deze vlkate volgde een laagte waarin reeds enkele eikenboscbjes groeiden en daaronder vonden we enkele bloeiende plantjes van Pirola minor. Telkens sprongen er' hier konijnen voor onze voeten op, maar overigens was het duin doodsch en stil, zoodat we dan ook wat blij waren, toen we eindelijk de laatste duinenrij achter ons hadden en de Manteling voor ons zagen liggen. Aan de zoom daan>an bloeiden Potentilla Tormentilla, Euphrasia officinalis en Hypericum perforatum. Aan de kant van een droge sloot vonden we Scutellaria Galericulata, waarvan de blauwe bloempjes aardig afstaken tegen het grijs van het rendiermos dat daar alles bedekte. Toen we de Mantelingbinnendrongen waren, viel al dadelijk ons oog op een voor ons vreemde plant. Eerst dachten we nog aan een orchidee of zoo iets maar toen we de Flora raadpleegden, bleek ons spoedig dat het een Labiaat was, maar één zonder bovenlip en wel de Wilde Salie (Teucrium ScorodoniaDieper het bosch in stonden massa 's varens, waaronder ook Polypodium, tenvijl daartusscben hier en daar een Dagkoekoeksbloem (Lychnis diuma stond. Sommige (meest meeldraadbloemen) 9

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1993 | | pagina 11