Toen Alexander de Munck in 1702 uit de rege ring was ontslagen, trok hij zich terug op 't ls niet altijd Zomer" om daar de winter van zijn leven door te brengen. Hoewel hij een groot huis aan de Dwarskaai in Middelburg had, woonde hij bijna permanent op zijn buiten plaats. Daar bracht hij de tijd door met het vertalen en berijmen van bijbelfragmenten. Hij overleed in 1719 en werd begraven in de Oost- kerk in Middelburg. De buitenplaats werd verkocht aan Johan Ger- lag, die er bijna niets aan veranderde. Hij bewoonde het huis nog in 17507. Na hem kwam het buiten aan zijn zoon Johan Louis Gerlag, bewindhebber van de V.O.C. en manufacturenhandelaarin Middelburg. Hij ver kocht 't Is niet altijd Zomer" op 8 maart 1764 voor 1600 pond aan de stadsregering, die met het oog op een dreigende epidemie het herenhuis als pesthuis wilde inrichten8. Het werd omschre ven als een "spatieuse Huisinge" en de grote ruimte zal dus wel de reden zijn, waarom juist dit huis werd aangekocht. Het is aannemelijk dat zowel het middenge deelte als de zijvleugels voorzien waren van een souterrain, bel-étage, verdieping en een ruime zolder. Enkele weken voor de verkoop van de buiten plaats waren er al wat losse goederen verkocht, waaronder een klavecimbel, een orgel een een biljart. Verder enige marmeren beelden met pedestallen en twee loden siervazen. Ook wer den de boompjes uit de orangerie en de vogels uit de menagerie verkocht9. De buitenplaats bleef een aantal jaren leeg staan, totdat de stadsregering van Middelburg het hof verkocht aan Willem de Meester, die er 1310 pond voor betaalde l0. Waarschijnlijk werd het hierna verhuurd. In ieder geval bleef de buitenplaats intact tot 1783. Toen werd het bos gerooid. Op 6 januari 1784 verkocht men 1600 opgaande iepen, essen en eiken, de gebruikelijke laanbeplanting en vele fruitbomen". In maart werd het enorme herenhuis afgebroken. Het afbraakmateriaal werd in de Middelburgsche Courant te koop aangeboden. Dit bestond uit "veelerhande soorten van Steenen, Balken, Kas- synen (kozijnen),Deuren, etc."12. Daarop volg de nog een advertentie voor een openbare verkoping, waarbij de uit het huis afkomstige meubelen werden verkocht13. Deze waren blijk baar opgeborgen geweest in het bijgebouw, aangezien de veiling plaatsvond op de buiten plaats zelf. Het laatste bericht over 't Is niet altijd Zomer" is een aankondiging van de verkoop van de houten theekoepel, het speeljachtje en de Turkse tent14. Ook werden toen nog 2000 laanbomen gerooid en verkocht15. De vrijgekomen grond werd in gebruik genomen als weiland. De vij vers bleven bestaan, maar verlandden langza merhand. Op de plaats van het voormalige bijgebouw werd een boerderij gebouwd, die aanvankelijk nog 't Is niet altijd Zomer" heette, maar later werd omgedoopt in "de Favorite". In het begin van deze eeuw werd er een nieuwe schuur geplaatst. Na de inundatie van Walcheren in 1944 zijn de nog resterende vijvers gedempt. Slechts het hui dige baantje naar de boerderij geeft de ligging aan van een van de vroegere twee oprijlanen. De vorm van de buitenplaats is verder niet meer herkenbaar in het terrein. Zo is 't Is niet altijd Zomer" verdwenen. Zelfs de naam ervan is niet overgebleven. Noten 1Deze buitenplaats heette oorspronkelijk Schellag, maar werd in het tweede kwart van de achttiende eeuw "Niet altijd Winter" genoemd. Deze naam schijnt echter maar kort in gebruik te zijn geweest. Het is de bedoeling dat er nog een onderzoek verricht wordt naar deze eigenaardige tegengestelde namen, temeer daar zich in de Middelburgse Nieuwstraat twee huizen tegenover elkaar bevinden met dezelfde namen als deze buitenplaatsen. Enig verband is nog niet gevonden. 2. Zie met name F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen. 3. Deze is echter niet geheel nauwkeurig, vgl. de kadastrale kaart Middelburg sectie F, 1823 en de reconstructie van de tuinaanleg aan de hand van de twee genoemde kaarten. 4. M. Gargon, Walcherse Arkadia, Leiden 1719, dl II, blz. 193. 5. Idem 6. Idem 7. Zie de Hattinga-kaart 8. H.M. Kesteloo, Stadsrekeningen van Middelburg 1700-1810. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1993 | | pagina 14