DE MEEKRAPCULTUUR TE MIDDELBURG EN OMGEVING VERSLAG OVER DE VERDRINKING VAN EEN WASSCHAPPELSE DIJKWERKER LIEVEN JAN(zoon) PEENE BIJ YERSEKE IN HET JAAR 1852 Volgens de overbekende uitspraak van Geyl is geschiedenis een discussie zonder eind. Discussies kunnen ons verder brengen, mits er aan een aantal elementaire voorwaarden wordt voldaan. Zoals goed luisteren (of lezen) en zorgvuldigheid. A.F. Franken reageert in 'De Wete' no 2 (april 1993) op een artikeltje mijnerzijds (verschenen in 'De Wete' no 4 van oktober 1992, in het verlengde van en als aanvulling op zijn artikel in het "Zeeuws Tijdschrift", 1992, nr. 1). In mijn bijdrage beweerde ik dat er in tegen- telling tot wat Franken, in het voetspoor van oudere schrijvers, aannamvan de middel eeuwen tot in de 18e eeuw nabij Middelburg meekrap is verbouwd. Volgens Franken kan ik dit echter niet aantonen. Nu heb ik dat niet alleen in de tekst, maar ook via de bronnen- en literatuurlijst juist wel gedaan! De geïnteresseerde lezer moge ik o.m. verwijzen naar Walraven en Polderdijk, Geschiedenis en plaatsbeschrijving van de gemeente Nieuw- en Sint Joosland, pp. 83-84, en de Registers ten rade (in Gemeente-archief Middelburg), dl. L- P, p. 183. In genoemde literatuurlijst heb ik ook De Kanter en Ab Utrecht Dresselhuis aange haald en daardoor was mij uiteraard bekend dat tussen 1780 en 1795 geprobeerd is de meekrap cultuur nieuw leven in te blazen. Dat dit uit eindelijk niet is gelukt, hangt m.i. samen met de economische malaise van de jaren tachtig en negentig van de 18e eeuw. Kortom, zoals ik reeds eerder aantoonde: ook in de 17e en 18e eeuw is in de omgeving van Middelburg nog meekrap geteeld. De mee- stoven verdwenen eind 18e eeuw. Na een onder breking in de Franse Tijd probeerde men het opnieuw met de meestoof aan het Balkengat, waarover Franken in het "Zeeuws Tijdschrift" schreef. Als lid van de gemeentelijke straatnamencom- missie ben ik reeds jaren betrokken bij de naam geving van straten in Middelburg. Toen er eind jaren tachtig over namen in het Maïsbaaigebied nagedacht moest worden, kwam in de commissie al snel de gedachte op, aan dacht te schenken aan bedrijvigheid die in het verleden aldaar had plaatsgevonden. Vandaar dus ook de naam Meestoof. Het meer algemene artikeltje dat op 2 januari 1991 op de gemeentelijke pagina in "De Faam" over deze naamgeving verscheen (overigens niet door mij of onder mijn verantwoordelijkheid gepubliceerd) is m.i. correct, zij het dan dat men niet nadrukkelijk naar de 19e eeuwse stoof ter plekke, waarover Franken later publiceerde, heeft verwezen. Conclusie: met het historisch bewustzijn van het Middelburgse gemeentebe stuur en zijn medewerkers is gelukkig niets mis! Discussies zonder eind duren wel heel erg lang, daarom zet ik achter deze discussie graag een punt. Peter Sijnke Door de heer L. Bom te Yerseke werd ik er op attent gemaakt dat in het archief van de ge meente Yerseke stukken aanwezig waren over een aangespoeld lijk van een dijkwerker uit Westkapelle, welke een voor die tijd groot bedrag aan geld bij zich had. Na enig onderzoek in het archief van de gemeente Reimerswaal, waarvan Yerseke te genwoordig deel uit maakt en in het archief van de gemeente Westkapelle en het Rijksarchief in Middelburg kon het volgende verslag samen gesteld worden. Door de bevolkingsaanwas in de vorige eeuw en het daardoor ontstane overschot aan dijkwer kers in Westkapelle, heerste daar rond 1850 20

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1993 | | pagina 22