grote werkeloosheid en armoede. In 1846 was
het zelfs tot een oproer gekomen. Door de bur
gemeester en het polderbestuur van Walcheren
werd al jaren geprobeerd dijkwerkers in te zet
ten bij werken buiten Walcheren. In 1846 was
een groep van 80 dijkwerkers uit Westkapelle
werkzaam aan de inpoldering van de Onrust
polder op Noord-Beveland.
In 1849 was door de Staat vergunning verleend
aan een hoofdzakelijk Engelse maatschappij
voor uitvoering van bedijkingswerken bij Ril-
land-Bath, in combinatie met een dam door de
Kreekrak en de aanleg van het kanaal door
Zuid-Beveland. Deze werken maakten deel uit
van het plan om Zeeland aan te sluiten op het
spoorwegnet van de rest van Nederland.
In 1851 werd begonnen aan de indijking van de
eerste Bathpolder, ook wel Engelse polders
genoemd. Volgens het archief van het Water
schap Walcheren namen in juli 1852 meer dan
vijftig dijkwerkers zelf het initiatief om te gaan
werken in Zuid-Beveland aan de dijkwerken ten
behoeve van de aanleg van de spoorwegverbin
ding.
Zo was in het najaar van 1852 een groep van
deze dijkwerkers werkzaam aan de dijken van
de Bathpolders. Reizen was in die tijd nog niet
zo eenvoudig, zodat de mannen voor langere
tijd van huis waren. Bij dergelijke grote werken
werden de werkmensen meestal in tijdelijke
barakken gehuisvest.
Blijkbaar was het de gewoonte dat uit de groep
uit Westkapelle beurtelings een aantal mannen
zo om de 5 weken een paar dagen rond het
weekend naar huis ging. De verlofgangers
namen dan niet alleen hun eigen loon, maar ook
dat van de achterblijvende collega's mee.
Reismogelijkheden waren beperkt en de snelste
manier van reizen in die tijd was over water.
Zo was op vrijdagavond 19 november 1852 een
Arnemuidense hoogaars met schipper Lieven
Karelse van de Gruiter onderweg van Bath naar
Arnemuiden. Aan boord bevond zich een aan
tal werklieden, waaronder dijkwerkers uit West
kapelle. Kort voor middernacht, ter hoogte van
de hoek beoosten Yerseke, werden door de
schoot van het zeil twee opvarenden overboord
geslagen. De ene, de zoon van de schipper, kon
zich nog aan de schoot vastklemmen en gered
worden, maar voor de andere liep het slechter
af. Ondanks verwoede pogingen ook de tweede
drenkeling nog te redden, verdween deze in de
diepte. Het slachtoffer was de uit Westkapelle
afkomstige 31-jarige dijkwerker Lieven Jan (-
zoon Peene.
Ter verduidelijking voor de niet-ingewijden: de
"schoot" is het touw met schijfblokken (takel)
waarmee het zeil gepositioneerd wordt.
De consternatie aan boord zal groot geweest
zijn, maar uit de verslaggeving mag afgeleid
worden dat de reis nadien gewoon vervolgd is.
Dit valt te concluderen uit het feit dat de vol
gende dag, zaterdag 20 november zowel op het
gemeentehuis van Westkapelle als op het ge
meentehuis van Arnemuiden verslag gedaan is
van de vermissing van de drenkeling.
Nog aan boord zal de schipper door de andere
dijkwerkers op de hoogte gebracht zijn van het
feit, dat de drenkeling nogal wat geld bij zich
had, namelijk zijn eigen loon en dat van een
aantal collega's. Bij thuiskomst had hij dat aan
de betreffende huisgezinnen moeten afgeven.
De overige dijkwerkers waren blijkbaar bang
dat indien het lijk gevonden werdhet geld
ontvreemd zou worden.
Ze vroegen daarom de schipper aan het bedrag
van deze geldsom bekendheid te willen geven,
om zodoende de kans op diefstal van het geld te
verkleinen.
Zowel van het gemeentehuis van Westkapelle
als van Arnemuiden werd nog op zaterdag 20
november een brief verstuurd naar Yerseke
waarin aan de burgemeester verzocht werd er
op toe te zien dat, indien het lijk werd geborgen,
gelet moest worden op de som geld welke de
drenkeling bij zich had. Uit de brief van de
burgemeester van Westkapelle blijkt dat de
andere dijkwerkers vrij goed wisten wat de
drenkeling bij zich had en hoe hij dit op zijn
lichaam droeg. De betreffende brieven luiden
als volgt:
Brief van Arnemuiden naar Yerseke
'Arnemuiden den 20 novb 1852
Zoo op het oogenblik komt bij mij Schipper
Lieven Karelse van de Gruiter met het aller
treurigst berigt, dat gisteren avond tussen 11 en
12 uren met zijnen hoogaarts met eenige werk
lieden van Bat komende op den hoek beoosten
Yerseke zijnde door de schoote van zijn zeil,
buiten boord werd geslagen zijnen zoon Karei
en een werkman Lieven Jan Pene, dat eerst
gemelde zich nog aan de schoote klemmende
was gered, dan den anderen niet tegenstaande
21