'SPECTACULAIRE ONTSNAPPINGEN' III 24 november 1806 'Verbaal van inspectie van het 's-Gravensteen bij de evasie van Pieter Ricart' gemakkelijk op te helderen: hier komen, zeide hij, des nachts de tooveressen dansen in het rond, hand aan hand, en dat geschiedt daar op die groene ringen: vandaar dat het gras er zoo groen is. Ik ontkende dit natuurlijk, maar wist toch het opmerkelijke verschijnsel niet op te helderen". In het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten komt een "toverrienk" van gras niet voor, wel van paddestoelen. Maar een verdere verklaring ontbreekt. Geraadpleegde bronnen: Dr. P. J. Meertens, 'Een Zeeuwse volkskundige enquête uit 1880', Amsterdam, 1961. 'Woordenboek der Zeeuwse Dialecten', 3e druk. Den Haag, 1974. F. v.d. Driest Constantijn Jan Danckaerts, Egbert Johan Wybo van Visvliet en Jan Adriaan Modera, raden van het Departementaal Gerechtshof van Zeeland, begaven zich op verzoek van de procureur-generaal van het hof naar de Middel burgse gevangenis "tot oculaire inspectie van het locaal waaruit Pieter Ricart of Rijkaard is ontvlucht". Deze Ricart zat gevangen op last van de Hoog baljuw bewesten Schelde. Waarvoor hij gevan gen zat, weten we niet. De cipier liet de bezoe kers binnen en zij liepen meteen door de trap op naar de grote voorzolder van het gebouw. De zolder was naar de indruk van de drie heren "zeer ruim" en werd tevens gebruikt als "kleer- zolder" en opslagruimte voor dekens en bedden. Vervolgens werden de ramen van de zolder geïnspecteerd. De twee ramen aan de voorkant waren van traliewerk voorzien. Het raam aan de achterkant keek uit op de binnenplaats. Tegen het raam was een trapje geplaatst. Het venster zat goed op slot. Verder was er nog een raam in het dak, dat uitkwam boven de brand gang tussen de gevangenis en het huis van kleermaker J.W. Ram. Het raampje stond open. Dus trokken de heren meteen de conclusie dat door dit kleine raam de gevangene moest zijn ontkomen. De grendel was uitgeschoven, maar met de kram in het slot gevallen. Hoewel er geen sporen van braak waren te zien, moest het slot van binnenuit geforceerd zijn. De cipier merkte op dat de onderste rand van het sleutelgat lichter van kleur was dan de overige randen "als of er een spijker of eenig ander ijzer instrument scheen langs gegaan te hebben, 't geen ook bij een zeer nauwkeurig inspectie eeniger mate waarschijnlijk voorkwam". Aan de gording van het dak was een groene deken vastgeknoopt "zeer suffisant met een rechtschen knoop welke knoop nog daar en boven zeer kunstig met een soort van streng zoo 't scheen uit oude lappen gevlochten tegen het losgaan was gese- cureerd". Een vraag die nog restte was hoe Ricart de deken aan de hoge gording kon vast maken? De blik van de drie heren viel op een trap. Maar de cipier haastte zich te zeggen dat deze pas na de ontsnapping op de zolder was geplaatst om het zolderraam beter te kunnen bekijken. De inspectie werd vervolgens verplaatst naar buiten, naar de brandgang. Aan de straatkant was deze afgesloten door een hoge muur met een deur die gesloten was. Aan de andere kant was een lage muur met een deur die uitkwam bij de buren. Ook deze deur was gesloten. Ook waren er in de brandgang twee schuiframen van het huis van de kleermaker. Vanaf het dakven ster van de gevangenis hingen acht aan elkaar geknoopte groene dekens. De heren konden dan ook geen andere conclusie trekken dan dat Ricart zich via de dekens naar beneden had laten zakken, vervolgens over de lage muur in de brandgang is geklommen en zo de vrijheid tegemoet is gegaan. L.M. Holle stelle 26

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1993 | | pagina 28