Dinsdagsmorgens zat ik na te lezen,
bang dat het vier en niet een zes zou wezen
O, RvA, jouw saaie wetenschap,
was bij mijn studie de grootste handicap.
Bij jouw wil en tevens bij jouw gratie
word ik SM bij d 'administratie.
Weet ik van jaarwedde en soldij,
van tractement, zakgeld en kledij.
Van zieke paarden, wortel, meel, fourage,
van genotmiddelen en menage.
O, RvA, ik ben jou beu en zat,
daar ik teveel van jouw artikelen at.
O, RvA, ik hoop je bent bezweken,
voor 't einde van mijn studieweken.
Dat je je geest en laatste adem gaf.
Ik houd een lijkzang op je somber graf.
Dan kan een elk zijn ziel weer lustig leven.
Men zal je netjes derde klas begraven,
O, RvA, stap uit en rust in vree,
op je steen dan in goud een R.I.P.
In 1947 wordt de COAK (Centrale Opleiding
Administratief Kader) van Bussum naar Middel
burg overgeplaatst. De opleiding in Kampen
komt te vervallen en vanaf '67 concentreert zich
de administratieve opleiding hier onder de hui
dige naam. Wat de toekomst brengt is nog
onzeker. Op het ogenblik volgen zo'n 500
dienstplichtigen en een gelijk aantal beroeps
deze opleiding.
Het militaire museum, door donaties in stand
gehouden, trok de meeste aandacht, o.a. door
foto's en uitlatingen van militairen, hetgeen bij
velen herinneringen opriep.
Zoals overste Van Zwieten al in zijn welkoms
twoord opmerkte: problemen met de Middel
burgse "krijgsmacht" komen niet voor. Het
accent ligt niet op het krijgshaftige handelen.
Zo symboliseert het embleem de taak van dit
onderdeel: een omlaaggericht zwaard, verbor
gen in een papyrusbloem, zijdelings voorzien
van een penneveer.
Zoals ook Kolonel H. Eggink, van 1933-35
Inspekteur van de Administratie, het uitdrukte:
k Behoor tot het pennemeestersgild',
het nuttigst volk op aard.
Een vel papier is steeds mijn schild,
een liniaal mijn zwaard.
Een inktfles is mijn drinkbokaal,
een pennemes mijn dolk.
'k Regeer met 'n penneveer van staal
als vorst mijn inktzwart volk.
Wie dit interessante militaire museum wil bezoe
ken, kan zich tot het V.V.V. in Middelburg
wenden.
Na afloop van de rondleiding bleven velen bij
het genot van een of meer glaasjes in de officiers
mess achter. Jammer dat niet iedere bezoeker
getuige was van het dankwoord van de heer
Dekker aan de gastheren en van de achteraf
geïnde guldens die we ter plaatse bestemden
voor het museum.
R. Rauwe-Labruyere
3