VAN DE LUYKSBERG NAAR F.J. MONE (REACTIE) Hierbij is het grappig om te lezen (Monumenten Inventarisatie Project '88), dat in de kentering tussen de bouwstijlen omstreeks 1900, aan de Nehalenniaweg drie houten op Skandinavische bouwstijl (Vikingen) geïnspireerde woningen ge bouwd zijn. Deze vallen buiten de toenmalige gebruikelijke architectuur. Iets nieuws voor die tijd was ook dat de tuinen van deze woningen een geheel vormden met het duingebied. Toen enkele jaren geleden in het kader van de zomeravondexcursies de kern Domburg werd aangedaan, begon deze excursie op het parkeer terrein Irma. De route liep via Duinenburg, Domburgseweg, Burg. v. Teylingenpark en het wandelpad achter het badhotel, naar de Neha lenniaweg en verder. Tijdens deze excursie werd voortdurend gewezen op details van de z.g. jonge monumenten. Ongeveer op de plaats waar de tekening is gemaakt zei één van de deelnemers spontaan "Ik ken Domburg toch wel een beetje, maar ik wist niet dat het zó mooi was". Een uitspraak die door iedereen werd beaamd. Een uitspraak die ook aan het denken zet. Want afgevraagd kan worden hoe mooi het dan rond 1900 wel niet geweest moet zijn. Een opvallend detail is dat ongeveer een eeuw later en weer op de scheiding van twee eeuwen er wederom initiatieven worden genomen die de voorwaarden moeten scheppen om van Domburg weer een moderne badplaats te ma ken. Hierbij inspelend op de behoefte tot behoud van oude waarden. Sleutelwoorden daarbij zijn kwaliteitsverbete ring en seizoensverlenging. Het ministerie van Economische Zaken ver leent d.m.v. subsidie een belangrijke bijdrage. In de plannen tot verbetering van de infrastruc tuur is ook het Nehalenniagebied opgenomen, o.a. in de vorm van het herschikken van een aantal funkties, het verminderen van het aantal parkeerplaatsen en de aanleg van een kuur- en duintuin. Wellicht zal dit gebied dan weer dezelfde uit straling hebben als rond de vorige eeuwwisse ling. Een eerstvolgende excursie te Domburg zal ons ongetwijfeld weer langs dit gebied voeren in de verwachting dat men dit gebied nog mooier zal vinden dan de vorige keer. Ondertussen bieden de houten huizen al enkele generaties lang onderdak aan families die elke vakantie naar Domburg komen en ook dat behoort tot de sfeer van Domburg. F.A. Broeksma In de aflevering van "Walcheren in woord en beeld" in De Wete 22 1993)2,5-6, verdiept F.A. Broeksma zich in de afgraving van de Luyks- berg bij Serooskerke in 1834, welke afgraving werd verricht onder supervisie van C.A. Ret- haan Macaré. Rethaan Macaré meende dat de Luyksberg een overblijfsel was van een Germaanse offerplaats. Broeksma vraagt zich af: "Wat moeten we nu anno 1993 met al deze beweringen. Duidelijk is in elk geval dat de angsten van Rethaan Macaré om zich op glad ijs te begeven niet ongegrond was en dat er bij het huidige wetenschappelijk onderzoek meer gegevens voorhanden moeten zijn voor het trekken van dergelijke conclusies dan in 1859 (het jaar waarin Rethaan Macaré zijn bevindingen publiceerde, JK). Maar al met al toch een mooi verhaal". Wat we met al deze beweringen t.a.v. de Luyks berg moeten wist J.C. de Man eind vorige eeuw al. In het door hem gepubliceerde systematische overzicht van de vliedbergen in het Archief van het Zeeuwsch Genootschap meldde hij: "Uit alles blijkt, dat de drie geleerden te voren hadden besloten in den berg de bewijzen voor een offerberg te zien". Drie geleerden? Ja: Rethaan Macaré groef de Luyksberg af met een bekende grondlegger van de Nederlandse ar cheologie, C.J.C. Reuvens; en zijn offerberg- theorie ontleende hij weer aan J. ab Utrecht Dresselhuis, predikant te Wolphaartsdijk en publicist van historische onderwerpen. Achter deze Dresselhuis doemt tenslotte de gestalte op van de Duitse mytholoog F.J. Mone. Utrecht Dresselhuis won in 1837 een door het Zeeuwsch Genootschap uitgeschreven prijsvraag 17

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1993 | | pagina 19