SPECTACULAIRE ONTSNAPPINGEN IV
over de godsdienstleer der aloude Zeelanders,
vergeleken met die van het Deense Seeland. De
aan de prijsvraag ten grondslag liggende ver
onderstelling dat Walcheren en 't Deense See
land het centrum van een voorchristelijke ere
dienst waren, was van Mone afkomstig1.
Romantiek
De Man, wiens theorieën over vliedbergen ook
al lang achter de horizon van nieuwe inzichten
zijn weggezonken, verjoeg met zijn opmerking
over de "de drie geleerden" ook de laatste echo's
van de nog strikt letterkundige opvattingen van
F.J. Mone.
Voor een artikel dat ik over de Luyksberg en
Dresselhuis schreef heb ik een aantal jaren terug
met weinig succes gespeurd naar het werk van,
en gegevens over de intrigerende Mone2.
Wonderlijk afwezig is F.J. Mone in de Zeeuwse
Bibliotheek - en trouwens ook in de nationale
biografieën van zijn eigen land. Om over de
Zeeuwse historiografie maar te zwijgen.
"Een mooi verhaal" vindt Broeksma de offer-
bergtheorie. Daar valt niks op af te dingen.
"Onware" geschiedverhalen gaan bovendien
zelf tot de geschiedenis behoren, en verdienen
alleen al daarom voortgezette aandacht.
Zeker nu het Zeeuwsch Genootschap in het
kader van zijn 225-jarig jubileum in 1994 veel
aandacht en een congres zal wijden aan de
Romantiek, is het opportuun dat iemand werk
en persoon van de vergeten F.J. Mone, typisch
representant van de Romantiek, weer eens pu
bliekelijk afstoft.
1 F.J. Mone, Geschiedenis des Heidenthums
in nördlichen Europa (1822-1824).
2 J.J.B. Kuipers, "Vliedbergen als offerhoog
ten", Spiegel Historiael 25 (1990) 401-405.
Jan Kuipers
Hebben we in de voorgaande drie Wete's een-
mansakties gezien, deze keer doen de Raden
van het Departementaal Gerechtshof van Zee
land een "oculaire inspectie" naar de ontsnap
ping van vier militairen. Op de 23e maart 1807
meldden de raden Constatijn Jan Danckaerts
en Egbert Johan Wybo van Visvliet zich samen
met de commies van de griffie van het Hof,
Pieter Herklots, om 10.30 uur bij het Graven
steen. De cipier wachtte hen weer op en bracht
hen via de voortrap naar de bovenkamer, ge
nummerd "5", de ruimte van waaruit de vier
militairen waren ontsnapt. In de kamer werd de
aandacht van de drie heren getrokken naar de
muur aan de rechterkant van de schoorsteen.
Voor deze muur was een houten beschot met
ijzeren spanningen aangebracht. De onderste
ijzeren spanning was weggebroken, terwijl er
door het houten beschot en de muur een gat was
gebroken ter diepte van ongeveer een meter,
ongeveer dertig centimeter hoog en 55 centi
meter breed. Het gat kwam uit op de brandgang
tussen de gevangenis en het huis van de kleer
maker J.W. Ram.
Uit de schoorsteen was een van de planken
gebroken en een van de ijzeren staven van het
ijzerwerk in de schoorsteen werd vermist. In de
schoorsteen lag uitgebroken puin en stenen,
afkomstig uit het gemaakte gat, terwijl ook een
bed dat in de kamer stond gevuld was met puin
en stenen. Van het venster aan de linkerzijde
van de schoorsteen was het dwarsijzer, tussen de
binnen en buiten gording los gemaakt.
Daarmee was, gezien de sporen van kalk, het
gat gemaakt. Vervolgens richtten de heren hun
onderzoek naar buiten, naar de brandgang.
Daar zagen ze onder het gat, dat ongeveer op
twintig voeten (6 meter) hoogte was stenen,
puin en kalk liggen.
Tot zover de "oculaire inspectie". Vervolgens
gingen de drie heren over tot het verhoren van
enkele getuigen. Drie soldaten werden onder
vraagd: Christiaan Smits, kannonier, Cornelis
Schrijver, kanonrijder en Gerrit Honing, soldaat
bij het bataljon van het vijfde regiment infanterie
van het Koninkrijk Holland.
Zij verklaarden dat hun vier collega's, met wie
zij samen op de kamer hadden gezeten, op
vrijdagmorgen 20 maart met hun uitbraakpo-
ging waren begonnen. Met behulp van het
dwarsijzer uit het raam aan de linkerkant van de
schoorsteen werkten zij de gehele vrijdag en
18