HOE DOKTER DE PUUT EEN BOERENKNECHT GENAS
Een waar gebeurd verhaal
zaterdag aan het gat in de muur. Ze probeerden
de andere drie over te halen mee te helpen, maar
deze weigerden. Het puin stortten ze in de
schoorsteen en in een van de bedden. Elke keer
als de cipier langskwam schoven ze een bed
voor het gat, zodat deze onmogelijk kon zien
waar de vier mee bezig waren. Door van de
vorige avonden olie voor de lamp over te
houden, konden ze de zaterdagavond doorwer
ken. Toen om 23.00 uur plotseling de schout
met de zoon van de cipier langskwamen schoten
drie van hen pijlsnel in hun bed, terwijl de vierde
zich in het gat schuil hield. De volgende morgen
waren de vogels gevlogen.
L.M. Holle stelle
Dit verhaal speelt zich af in het jaar 1885.
In het kleine Walcherse dorpje Kleverskerke
woonden toen boer en boerin Jansen met hun
knecht Geert. Geert was nu weer al enige
maanden ziek. Het was hem werkelijk aan te
zien; hij was zo mager als een lat. Je zou haast
zeggen, dat hij nooit te eten kreeg. Maar het
tegenovergestelde was waar; hij kon eten als een
paard. In plaats dat hij er dikker van werd, werd
hij hoe langer hoe magerder. Als hij 's avonds
van het land kwam en weer flink gegeten had,
was hij zo moe en uitgeput van het werk, dat hij
zich, kreunend van de pijn in zijn buik, op het
stro van de deel neerlegde en in slaap viel.
Zijn gezondheid ging zo snel achteruit, dat hij
na verloop van enige weken niet meer in staat
was om het zware landwerk te doen. Omdat het
tegen oogsttijd liep en de boer toch wel een
knecht nodig had, die voor twee kon werken, en
dat kon Geert in zijn goede dagen, besloten de
boer en boerin dat er toch eens wat voor de
zieke gedaan moest worden.
Ja, gedaan werd er eigenlijk wel iets. De dokter
uit Arnemuiden was nu al weer een keer of tien
langs gekomen, maar de kruiden, die hij voor
schreef, schenen niet te helpen. Omdat een zieke
knecht een dure knecht is, stelde boer Jansen op
een avond zijn vrouw voor om die wonderdok
ter uit Middelburg eens te laten komen. Maar
de boerin voelde daar weinig voor, want ze had
zulke vreemde dingen van de geneesheer gehoord.
Maar, nadat de boer voor de zoveelste maal het
verhaal van de wonderlijke geboorte van het
kind van Kee Pluymers uit de Bellinkstraat ver
teld had, werd besloten om hem dan toch maar
eens te laten komen. Ja, Kee Pluymers, die had
hij het leven gered, toen zij op het kraambed lag
en het kind maar niet wilde komen. De radeloos
geworden vroedvrouw wilde een arts raad
plegen, toen daarjuist dokter De Puut de straat
kwam inwaggelen. Zonder te aarzelen heeft ze
hem bij zijn arm gegrepen en het huisje binnen
gesleept. Horende wat er gaande was, liep hij
in plaats van naar het bed van de patiënt
regelrecht naar de haard, pakte een van de
antieke schoorsteenvazen die op de schouw
stonden en sloeg met deze vaas de fraaie spiegel
aan diggelen, die boven de schouw hing.
Kee is van de klap zo geschrokken, dat geschied
de wat maar steeds niet wilde lukken: het kind
werd geboren.
Vaak hadden de boer en de boerin de dokter
gezien in de stad, altijd waggelde hij dronken
door de straten. Ze zeggen, dat hij aan de drank
was geraakt, nadat zijn vrouw hem in de steek
had gelaten. Zijn rood en puisterig gezicht, de
lange zwarte jas en de hoge hoed maakten hem
tot een afschrikwekkende verschijning.
Als hij niet door de stad zwierf, was hij wel te
vinden op een bankje op het Bolwerk.
Besloten werd, dat de boer maandag eens een
bezoek aan deze arts zou gaan brengen. Geert
was intussen zo verzwakt, dat hij niet meer uit
zijn stro kon opstaan. Hij moest toch eigenlijk
wel aan een heel merkwaardige ziekte lijden:
iemand, die van veel eten magerder wordt en
alleen maar meer honger krijgt. Waar bleef toch
dat voedsel dat hij voorgeschoteld kreeg?
Geert at altijd mee uit dezelfde pot van de boer
en de boerin, dus was het uitgesloten, dat er iets
aan het eten mankeerde, want beiden mochten
er best zijn. In de wijde omtrek stond de boerin
bekend om haar kookkunst en het was haar ook
wel aan te zien, dat ze haar maaltijden eer aan
19