hem meteen. Een haveloos geklede bedelaar,
die op het bankje zijn roes lag uit te slapen.
Naast hem een paar lege jeneverflessen en een
oude hoge hoed. Boer Jansen liep naar hem toe
en tikte hem op de schouder.
Een nijdig gegrom en gebrom was het resultaat.
"Man, zie je niet, dat ik slaap", en verder sliep
dokter De Puut.
"Dokter", en weer tikte hij de genezer op zijn
schouder, "ik heb uw hulp nodig". Maar ook dit
hielp niet: "Man, ga toch weg, ik heb nu geen
tijd".
Ding dong, ding dong, ding dong, de Lange Jan
sloeg tien keer. Wat moest hij doen? Die won
derdokter sliep weer, hoe moest hij hem zo ver
zien te krijgen, dat hij tenminste naar hem wilde
luisteren en mee zou komen?
"Dokter, mijn knecht is ziek en het is bijna
oogsttijd", probeerde hij nog eens. Maar het
slaperige gezicht van De Puut ging hoe langer
hoe zuurder staan.
De weinige wandelaars die passeerden, sloegen
geen acht op het tafereel. Waarschijnlijk waren
ze zo'n vertoning wel gewend.
"Je moet hem een fles jenever geven, daar wordt
hij wel wakker van", riep een slagersjongen, die
juist voorbij liep.
"Dat is een idee", dacht boer Jansen en begon
opnieuw: "Dokter, ik heb thuis twee fijne
kruiken jenever staan, als u mij wilt helpen, zal
ik u goed belonen".
Ditmaal had de boer meer succes. Dokter De
Puut richtte zich op en keek de boer eens aan:
"Jenever, man, heb jij jenever voor me?"
"Ja", zei de boer, "U kunt van mij 2 flessen
jenever krijgen, als u met mp meegaat naar
Kleverskerke om mijn zieke knecht weer beter
te maken, want ik heb gehoord, dat u een be
kwaam arts bent".
Het gezicht van de heelmeester betrok weer iets,
toen hij hoorde, dat hij helemaal naar Klevers
kerke zou moeten gaan om zijn beloning in
ontvangst te nemen. "Nee hoor, je komt maar
hier met die knecht en vooral de jenever niet
vergeten".
"Maar dokter, mijn knecht is zo ziek, dat ik hem
moeilijk hier kan brengen. Zeg mij hoeveel ik u
moet betalen om met me mee te komen".
"Tja", zei De Puut, "tja, als dat zo is, zit er niets
anders op. Als je me met de kar meeneemt en
me weer bij de poort afzet, wil ik tegen betaling
van twee flessen en 1 daalder wel helpen".
Nou, dat was niet mis. Maar de boer had geen
keuze, dus besloot hij, dat hij na afloop van de
markt de dokter bij de Arnemuidse Poort zou
oppikken en hem daar ook weer zou afzetten.
Gelukkig had zijn vrouw op de markt goede
zaken gedaan, zodat er voldoende geld was bin
nengekomen om de dokter te betalen. Ook de
herbergier, die de paarden altijd verzorgt, moest
betaald worden en er moesten nog enige inko
pen gedaan worden. Zo gauw dit dan ook ach
ter de rug was, spanden ze Bles voor de kar en
reden naar de poort.
Buiten de poort gekomen, zagen ze de genees
heer in het gras liggen. De boerin trok, toen ze
de bedelaar zag, een vies gezicht en hoopte, dat
zij zijn hulp nooit nodig zou hebben.
Zwijgend reden ze naar Kleverskerke terug. Bij
de boerderij aangekomen, verlangde de kwak
zalver eerst een hartversterking, voordat hij de
patiënt zou gaan bezoeken, want van de reis had
hij dorst gekregen.
Terwijl de boer en de dokter hun glaasje
dronken, hoorden ze vanaf de deel het gekerm
van de knecht, die natuurlijk nu wel weer flinke
honger moest hebben, omdat hij sinds van
morgen niets meer had gekregen.
Nadat de vrouw de knecht een behoorlijk maal
had gegeven en de geneesheer en de boer hun
natje naar binnen hadden gewerkt, vroeg De
Puut eerst om zijn flessen jenever en het geld.
Daarna besteeg het drietal het oude laddertje,
dat naar de deel voerde, waar de knecht zich
nog gulzig op zijn laatste boterham stortte.
"Aha, aan eetlust niet te klagen", zei de dokter.
"Nee, dat is het hem nujuist", zei de boer, "deze
knecht eet ons de oren van het hoofd en in
plaats dat hij er dikker van wordt, vermagert hij
met de dag. Kijk maar eens" en de boer trok het
buis van Geert omhoog, zodat je zijn ribben kon
tellen.
"Juist", zei de dokter, "ik heb genoeg gezien,
laten we naar beneden gaan en geef me nog eens
een flinke slok, dan kan ik mijn diagnose
stellen".
"Wat dat moeilijke woord dan ook moge zijn",
dacht de boer, "als hij maar snel onze knecht
beter maakt".
"Wat scheelt mijn knecht dan?" vroeg de boer.
"Tja", mompelde de wonderdokter, "die knecht
heeft last van een taenia saginata, maar die
moeilijke woorden, die ik gebruik, begrijp je
toch niet. Ik ga je knecht beter maken; luister
goed wat je moet doen: je moet in de tuin hier
achter de boerderij een kuil graven van ander-
21