"Een herinnering aan dokter de Puyt.
Ouderen onder ons herinneren zich den naam
of den persoon van bovengenoemden genees
heer uit Breskens, die jaren lang met zijn tasch
in de hand door de straten van Goes en andere
plaatsen van Zuid-Beveland wandelde, vele
menschen en kinderen genas, veel dronk en vuil
was.
Toen hij gestorven is, heeft niemand minder
dan nu wijlen Dr. De Man een oud studie
genootdezen bekwamen, doch verloopen
medicus herdacht.
Thans schrijft mr. Greta van Rijn, die Zeeland
schijnt te hebben bereisd, en een vruchtbaar
gebruik maakte van de haar in deze provincie
verschafte mededeelingen, in "Het Vaderland"
eenige bijzonderheden uit het leven van dezen
dokter, ten aanzien van wien zij twee vergis
singen begaat: zij noemt hem De Pue en schrijft
zijn eigenlijken naam tusschen aanhalingstee-
kens. Zijn naam was inderdaad De Puyt. Wij
hebben wel eens het vermoeden hooren uit
spreken, dat hij wel een afstammeling zou
kunnen zijn van een Franschen refugié
Dupuitswaarvan ook de naam Van de Putte
wel afkomstig kan zijn en van welke refugié's
zich verscheidene in Zeeuws-Vlaanderen heb
ben gevestigd, getuige de vele menschen met
Fransche namen, die men daar nog vindt.
Mr. Greta van Rijn schrijft omtrent dokter De
Puut:
(Deze) dokter was eens rijk geweest. Hij stamde
uit een oude beroemde medische familie en was
de laatst overgeblevene van een patriciërsge
slacht. Hij had nooit zijn graad gehaald (wij
meenen van wél; in ieder gev^l mocht hij als
geneesheer de practijk uitoefenen - Red. Z.),
hoewel hij in zijn jeugd aan de universiteit moet
zijn geweest, doch de kwaal, die hem in het graf
heeft gesleept, zal ook toen zijn leven al hebben
verwoest. Hij dronk, neen, hij dronk als een
goede Tempelier. Op de Goesche Markt kon hij
smoorzat liggen, zijn roes uit te slapen. Dan
ging de politieagent naast hem staan, lei zijn
hoofd wat gemakkelijk en dekte hem toe.
"Mensche, hae noe deur", wenkte hij tot de
nieuwsgierige menigte, 'ie leit te praktezeere".
Als hij niet zwaaide, ging hij steeds in zijn lange
jas met uitgebreide armen over den weg, rede-
neerend en betoogend en hij sprak bij voorkeur
in verzen, in elk geval in rhythme. Maar hij had
geen dak; hij sliep bij de boeren in de schuren.
Doch de wondermacht was om hem, Dokterde
Puut droeg de genezing met zich, het wonder
was als een teedere vrouwengestalte die nevens
hem ging, heel zijn arme verbeestelijkte berooid
heid onder haar bescherming nam, en de men
schen mild aan hem liet denken, om het goede
dat hij bracht.
De komst alleen van dokter De Puut betee-
kende al verlichting van pijn, zijn aanraking
voerde al een heel eind op den weg naar beter
schap. O, ik zou verhalen kunnen doen, doch
dat durf ik niet. Want ze zijn zoo drastisch.
Misschien kan ik wel eens overleveringen ver
tellen onder vier oogen, doch nimmer in de
kolommen van een blad. Want men moet
zenuwen van blik hebben om de griezeligheid te
verdragen, het is niet "erg", alleen maar hoogst
onsmakelijk.
Want bijna alle histories gaan over "maaien" en
"lintwurmen". Vies eee?
Dokter de Puut is eindelijk uit het kanaal opge
haald, levenloos.
Heeft hij zich doodgedronken, liep hij zonder
het te bemerken in het water, of heeft hij bewust
zelf zijn arm leven beëindigd? Wie zal het
zeggen? Wie kent de tragiek van zijn wezen?
Hoe was hij zoo geworden? Wat had hem in zijn
jeugd aangegrepen? Waarom studeerde hij niet
af? De dood heeft dit verlaten leven toegedekt
met zijn donkere vleugels, en dat is maar geluk
kig, zoo moet het blijven.
Zijn wonderen zullen te midden der eenvoudige
Scheldezielen nog wel eeuwen blijven bestaan".
"Dokter de Puyt. Een lezer zendt ons in ver
band met hetgeen wij omtrent dezen man uit
"Het Vaderland" overnamen, het onderstaande
ter verbetering.
Oorspronkelijk had men ten onzent plattelands
heelmeesters en doctoren medicinae. Eerstge-
noemden werden opgeleid aan de Klinische
School, een kliniek verbonden aan een zieken
huis, van welke inrichting iedere provincie er
minstens een hebben moest. Zij ontvingen daar
practische opleiding. De geslaagden hadden
alleen recht om hunne geneeskundige praktijk
uit te oefenen ten plattelande.
Met de geneeskundige wet van 1865 verviel de
instelling plattelandsheel- en vroedmeesters,
doch blijkens een overgangsbepaling, met dien
verstande dat degenen, die reeds en alsnog
gevestigd waren, hun functie konden blijven
vervullen. Voor de uitoefening van de genees
kundige praktijk zou voortaan een artsendi-
23