DE BUITENPLAATS 'T HUYS TER MEE BIJ SEROOSKERKE Dat was een soort uitvalsbasis voor ondergrond se akties en daar zat Leo Schmelzer ondergedo ken, die de illegale nieuwsvoorziening voor Vlissingen moest verzorgen. De toestellen werden daar overgedragen aan de Ondergrondse en mijn vader nam er zelf ook eentje mee naar huis. Ze moesten zich nog haasten, want om tien uur begon de spertijd. De radio werd in mijn kamer in een loze ruimte achter het beschot verstopt waar we veilig naar de Engelse zender konden luisteren. En als die radio daar gevonden zou worden, zouden mijn ouders van niets weten. Als minderjarige zou ik slechts een lichte straf krijgen. En ik werd warempel op een keer bijna gesnapt toen ik zat te luisteren. Een Duitse officier stapte totaal onverwacht mijn kamer binnen omdat hij mijn kamer voor een paar dagen kwam vorderen. Mijn vader was een tevreden man. De deel nemers hadden elkaar absoluut stilzwijgen be loofd (dat stilzwijgen is dus na vijftig jaar verbroken). We hadden weer een radio; er was geen geweld gebruikt en het luisterrijke Van Dishoeckhuis was voor brand gespaard gebleven. Het trotse Van Dishoeckhuis, dat niet voor niets ook wel "Het Paleis op het Dok" werd genoemd, kwam ongeschonden uit de oorlog, maar tien jaar geleden sneuvelde het eerloos onder de beulshanden van de sloper. A.H. van Dijk Aan de weg van Serooskerke naar Oostkapelle, tegenover de ingang van de Zwanenburgseweg, stond in vroeger tijden het inrijhek van de buitenplaats 't Huys ter Mee. Deze werd rond 1690 gesticht op de plaats van een boerderijtje. Waarschijnlijk is het Daniël Tulleken, ontvanger-generaal van Zeeland, ge weest die het herenhuis heeft laten bouwen. Dit was maar een bescheiden optrekje, met een boomgaard er omheen. Een echte buitenplaats werd het pas na 1737, toen het na de dood van de weduwe Tulleken overging in handen van haar enige zoon, mr. Hendrik Somer Tulleken, bewindhebber van de V.O.C.1. Hij legde rondom het oude huis een enorm park aan, met lange iepenlanen en een grote, ronde vijver. De gracht rond het huis werd vergraven tot een fraaie uitgeschulpte kom. Op de twee bruggen naar het eiland werden sierlijke ijzeren hekken geplaatst. Beelden en banken werden in de tuin gezet en achter het huis werd een speelhof aangelegd, voorzien van sterrebossen met ingewikkelde patronen. Tijdens zijn rondreis door Zeeland in 1743 maakte de tekenaar Cornelis Pronk twee aqua rellen van de buitenplaats2. Op de ene is het herenhuis te zien, omringd met bomen. Het is een laag, rechthoekig huis met zeventiende- eeuwse kruisvensters. Aan de rechterzijde ervan is een portaal met grote schuiframen en glazen deuren aangebouwd. Aan het ruime plein er voor stonden twee bijgebouwen, waarin de stal, het koetshuis en de tuinmanswoning waren ondergebracht. Op de andere is de tuin achter het huis te zien. De brug geeft toegang tot een lange laan. Aan beide zijden hiervan, vlakbij de brug, liggen moestuinen. Deze zijn omheind door schuttingen waartegen fruitboompjes groeien. Op de ach tergrond staat een kas, waarin waarschijnlijk exotische vruchten als perziken of ananassen werden gekweekt. De bewoner van de buitenplaats, mr. Hendrik Somer Tulleken, overleed in 1742. Zijn wedu we, Catharina Jacoba Grenier, ging wonen op het hof Clarenbeek aan de Noordweg bij Mid delburg. Dit buiten was al langer in hun bezit3. Ter Mee werd bij de verdeling van de erfenis toebedeeld aan de oudste zoon, mr. Daniël Tulleken, heer van Meliskerke en Mariekerke, gecommitteerde ter Staten-Generaal4. Hij was meermalen burgemeester van Middel burg en was een zeer vermogend man. Rond 1745 liet hij het oude huis Ter Mee afbreken en een ontwerp voor een nieuw heren huis maken5. Het plan laat een sierlijk barok gebouw zien, geplaatst op een brede arduinstenen plint. Een 5

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1993 | | pagina 7