De Vliedberg bij 't hof "Hazenberg", waar de heksen hun
samenkomsten hielden
den. Je had daar als ,,heks" zelf geen zeggen
schap over. De gemeenschap bepaalde wie een
heks was en wie niet. Had je een huid, die er
uitzag als een verschrompelde appel die de hele
winter op zolder uit had liggen drogen èn een
kromme neus en wasje bovendien arm en oud,
dan was de kans groot, dat je voor "heks" door
het leven moest gaan.
Anno 1880 werden er geen heksen meer ver
brand, gewogen of in het water gegooid, maar je
werd wel gehaat en gevreesd. Het gevolg was,
datje gemeden werd als de pest. Zo werd 1860
in Veere nog iemand voor heks aangezien.
Een informant uit deze stad schreef Dr. de Man
het volgende: "Hier woont eene nog welbe
kende vrouw, die stellig wegens haren doorbo-
renden blik voor eene toverheks gehouden
wordt en voor welke kinderen op hare aan
komst ijlings de vlugt nemen". "Laatst nog zag
ik eene nog al burgerachtige vrouw hare spelende
kinderen met geweld in huis halen, toen zij de
gewaande toovenaarster zag aankomen".
Maar ook een "toveraar" werd zo veel mogelijk
gemeden.
Een informant uit Kleverskerke schreef Dr. de
Man: "Het geloof aan tooverij werd wel niet
luide uitgesproken altijd, vooral niet, denk ik, in
mijne tegenwoordigheid, maar bestond toch, en
liet zich nu en dan, als men het soms het minst
verwachtte, opmerken. Bij eene zamenkomst
van den Kerkeraad, om een arm kind uit te
besteden, hoorde ik de broederen, eer nog de
gegadigden werden binnengelaten, onder elkan
der mompelen, van vooral niet bij Japikje het
kind te geven, al was zijn bod ook het aanne-
melijkste. Deze gewraakte man was zekere
Jacob de Nooijer te Arnemuiden, getrouwd met
de dochter van den toenmaligen waarnemenden
burgemeester van Kleverskerke P. Goudswaart.
Ik stond er op, dat men mij zeggen zou, wat er
tegen dien man dan toch was, en nu kreeg ik,
daar de één moed had door het bijzijn des
anderen: die Japik kon meer dan een ander,
kon met een enkel woord de kamer vol
muizen doen komen,kon alle sloten, met er
eenvoudig tegen te slaan doen open springen,
kon, in één woord tooveren, en heette dan
ook (gelijk allen haast te Arnemuiden een bij-
smake*, gelijk men zich uitdrukte, hadden)
Japikje de toovenaar. Het resultaat was, daar
mijne tegenredenen in geene aanmerking kwa
men, dat aan een ander en niet aan Jacob de
Nooijer het kind werd toevertrouwd. Later
kwam deze Jacob in handen der justitie, wegens
diefstal; maar tevergeefs maakte ik er mijn
luidjes op attent dat zijne kunst toch niet toerei
kende scheen te zijn, om de gevangenis-deuren
voor zich te ontsluiten. Hun geloof bleef onbe
zweken, misschien naauwelijks geschud; want
een Walcherse boer liet zich niet ligt slippen,
wat zich eenmaal in zijne ziel had vastgezet,
daarin geschroefd vooral door het van jongs af
gehoorde in de ouderlijke woning".
Een groot deel van de bevolking van Walcheren
was er van overtuigd, dat heksen met tover
stokjes werkten. Zo'n stokje werd door de heks
gesneden van tweejarig hout van de waterwilg.
Dit ritueel moest op blote voeten in de St. Jans
nacht (24 juni) gebeuren, met een mes waarmee
een mannelijke zelfmoordenaar zich van het
leven had beroofd. Zo'n mes kon voor het
snijden van een toverstokje maar één keer
worden gebruikt. Daarna was de kracht uit het
mes verdwenen, tenzij het bewaard werd in een
katoenen of linnen doek, die doortrokken was
met menstruatiebloed van de heks. Een andere
methode was, het mes bewaren in een oude
"flewiene". Dit was een versleten kussensloop,
waar de heks op gelegen had. Een mes moest
eerst, door de heks die de hoogste in rang was,
ingewijd worden in een nachtelijke samenkomst.
Daarna kon het gebruikt worden om er een
toverstokje mee te snijden.
Een nachtelijke samenkomst van de heksen
vond o.a. plaats op de vliedberg van 't hof
"Hazenberg" aan de Geschieresweg tussen Aag-
tekerke en Westkapelle. Deze berg werd ook
wel de heksenberg genoemd. Andere plaatsen
waar heksen samenkwamen, waren de heksen
kringen of toverringen. Dit waren cirkelvormi
ge plaatsen in een wei, waar het gras sappiger en
8