doodslag. Om zijn eer te redden pleegde hij enkele dagen later zelfmoord. De volgende eigenaar van Duinvliet was Mr. Johan Adriaen van de Perre (1738-1790), heer van Nieuwerve, Welzingeen Westhove. Hij was gehuwd met Jacoba van den Brande (1735- 1794). Dit schatrijke en kunstzinnige echtpaar bewoonde in Middelburg het huis aan het Hofplein, waarin tegenwoordig de Arrondisse mentsrechtbank is gehuisvest. Tevens was het eigenaar van de buitenplaats De Griffioen aan de Seissingel. In de buurt van Domburg bezat het echtpaar Westhove en Duinvliet, en het bos Loverendale. Van de Perre had al de tuin van Westhove gedeeltelijk laten omvormen in landschapsstijl, en deed datzelfde met de tuin van Duinvliet. In het derde kwart van de achttiende eeuw was namelijk de mode opgekomen van de Engelse of Anglo-Chinese tuinstijl. Deze hield in dat tuinen eruit moesten zien of ze door de natuur zelf waren aangelegd. Slingerende paden, ver schillende boomsoorten door elkaar, golvende gazons en ruisende beekjes hoorden bij dit ideaal. Men bootste de natuur na in de tuin, hoe naïef en kunstmatig ook. De tuin moest een pastorale sfeer oproepen, dus verwijzen naar het gelukkige leven van de eenvoudige landman. Deze mode sloeg niet meteen aan in Nederland. Vanaf ca. 1740 was de landschapsstijl al popu lair in Engeland; in de Nederlanden begon de stijl voorzichtig op te komen na 1770. Aangezien deze "moderne" tuinaanleg in het weinig vooruitstrevende Walcheren van de late achttiende eeuw niet erg werd gewaardeerd, maar men toch met de mode mee wilde doen, legde men toch bescheiden slingerpaadjes en dergelijke aan. Deze werden dan wel gesitueerd in een uithoek van de tuin. Zo ook op Duinvliet: de formele aanleg rond het huis werd gehandhaafd, en de gronden van de voormalige buitenplaats Hoogduin werden verlandschappe lijkt. In 1786 was Prins Willem V op staatsbezoek op Walcheren. Tijdens deze tocht langs de dorpen en buitenplaatsen op het eiland, was hij ook te gast bij Van de Perre, op 1 juli. Van de Perre ontving de Prins op Duinvliet, en leidde hem vervolgens naar Westhove voor het diner. De beschrijving van het bezoek, in het boekje "Het verheugd Zeeland", geeft enkele aardige details weer van de landschapstuin op Duinvliet, die ten tijde van het bezoek juist voltooid geweest moet zijn. Het boekje vermeldt het volgende: "Het Doorluchtig Gezelschap vertrok naar Dui- nenvlied, zijnde de Hofstede van Zijne Excellen tie de Hoog Ed:Welgeb: Heer Mr. Van de Perre, de Nieuwerve, op het groot Terras stapte het hoge Gezelschap uit hunne Koetzen, wor dendedoor vier Meisjes, zijnde Kinderen van de Arbeiders van deze Plaats, met bloemen be strooid, vervolgens door zijne Excellentie ineen daartoe gezette Tent geleid, welke door den Tuinier en arbeiders dier Plaats sierlijk met bloemen en verstonnen (slingers) opgepronkt was. De Dochter van den Tuinman presenteerde aan haare Hoogheden Wafels, Schaapen Kaas en Boterhammen, toebereid uit de voortbrengse len van deze Plaats". Daarna wordt de wandeling door de tuin beschreven. Na een bloemenhulde door kinderen uit Dom burg, wandelt het gezelschap naar het eilandje, waarop ooit het huis Hoogduin stond. Al eerder is opgemerkt, dat het pastorale, het sprookjes achtige aspect van de landschapstuin erg be langrijk werd gevonden. In de beschrijving van het eilandje, waarop enkele schapen liepen, wordt dit duidelijk: met nadruk wordt opge merkt dat de kinderen als herdertjes aangekleed zijn: "Op een eilandje waren twee boerekinde- ren, een Jongetje en een Meisje van Domburg, geplaatst, in Herdersgewaad gekleed, welke Kinderen met een bootje overgehaald zijnde, presenteerde aan haare Koninklijke Hoogheid een Lam, 't geen haare Hoogheid met genoegen aannam, het Meisje bij de hand nemende en haar vragende hoe oud zij was etc." De tekst vervolgt: "Van hier wandelde het Gezelschap naar den grooten Visvijver, alwaar men twee Kinderen in visschers gewaadjes gekleed, aantrof, bezig zijnde met hun Hengel roeden en Schepnetje, presenteerende het Meis je aan haare Koninklijke Hoogheid een Fles met fraaye Goudvisjes". De genoemde vijver was, evenals het eilandje, onderdeel geweest van Hoogduin. Hij lag aan de westelijke rand van het park, vlakbij de boerderij Hoogduin. De beschrijving uit 1786 geeft een goed beeld van de tuinaanleg, zoals die door Van de Perre tot stand gebracht is. Het herenhuis op Duinvliet werd in deze tijd waarschijnlijk gebruikt voor het herbergen van gasten. Duinvliet was met een lange laan verbon den met Westhove. Mr. Johan Adriaen van de Perre overleed in 29

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1994 | | pagina 35