1790, zijn weduwe in 1794. De hierna volgende
eigenaar van Duinvliet was Johans jongste
broer, Mr. Martinus Johan Veth van de Perre
(1747-1802), heer van Westkapelle. Hij was
gehuwd met Clasina Cornelia Bronkhorst.
Het echtpaar bewoonde een huis aan de Latijn
se Schoolstraat in Middelburg, dat in 1787 door
J.A. van de Perre werd aangekocht om er zijn
Musaeum Medioburgense in te huisvesten.
Martinus van de Perre verhuisde daarop naar
het huis aan de Balans, waarin later het Kanton
gerecht zou worden ondergebracht.
Hij was eigenaar van de buitenplaats 't Hof te
Westkapelle, ten zuiden van de Weststraat.
De dreigende en revolutionaire stemming van
de inwoners van dat dorp was voor Van de
Perre aanleiding om in 1795 het hof af te breken
en te verhuizen naar Duinvliet.
Aan deze buitenplaats bracht hij meteen enkele
veranderingen aan. Zo liet hij het gedeelte van
de tuin rond het huis, dat nog steeds een formele
aanleg had, omvormen in landschapsstijl. De
oprijlaan werd vanaf de zuidrand van de gracht
in verschillende bochten naar het hek geleid.
Het huis werd eveneens gemoderniseerd. De
ingangspartij in het midden van de achtergevel
kreeg een empire uiterlijk: twee balkond ragende
pilasterss en een gebogen fronton maakten
hiervan deel uit. Rondom het huis werd een rij
boompjes geplant, waarschijnlijk om in de
zomer de kamers van schaduw te voorzien.
Uit de periode dat Martinus van de Perre op
Duinvliet woonde, dateert de enige bekende
afbeelding ervan. Hierop is de zojuist beschre
ven situatie te zien. Het huis blijkt te bestaan uit
een centraal gedeelte met twee aanbouwtjes.
Deze dateren waarschijnlijk uit de tijd van
Paulus Ewaldus van de Perre. Op het eiland is
een tweetal treurwilgen te zien. Deze boomsoort
was rond 1800 zeer populair in tuinen. Rechts
achteraan is een tuinmanshuis te zien, zodat
duidelijk is dat deze tekening de zuidzijde van
het herenhuis laat zien.
De man rechts op de tekening, gekleed in een
nette blauwe jas, is mogelijk de tuinman Gillis
Kesteloo (1749-1815). Kesteloo was de zoon
van Jan Kesteloo, tuinbaas op de buitenplaats
Sint Jan ten Heere bij Aagtekerke, Gillis was in
1776 getrouwd met Johanna Maria Martin,
dochter van de tuinman Johann Roeland Mar
tin, die weer de zoon was van een "Kunst-
gartner" uit Escheborne bij Mainz. Kesteloo
stond bekend als de beste jager en de snelste
schaatser van het eiland. Eerst werkte hij als
tuinbaas op het Hof te Westkapelle, en verhuis
de in 1795 met de heer Van de Perre mee naar
Duinvliet. Na de dood van Van de Perre in 1802
bleef Kesteloo in dienst bij de weduwe.
Mevrouw Van de Perre-Bronkhorst overleed in
Middelburg op 16 mei 1811. De buitenplaats
werd eigendom van haar pleegdochter Clasina
van Nellesteyn, die gehuwd was met J.G.G.
baron Taets van Amerongen en die in Utrecht
woonde.
Na de dood van tuinbaas Kesteloo in 1815 werd
de tuin verwaarloosd en werd het huis afgebro
ken. Het eiland werd ingericht als moestuin.
De structuur van het park bleef bestaan en is
ook afgebeeld op de Wandelkaart van Dom
burg en aangrenzende bossen uit ca. 1880.
In 1846 werd het bos van Duinvliet verkocht
aan makelaar Abraham van den Broecke, die in
1839 het nog bestaande buitenplaatsje Klein
Duinvliet had gesticht. Dit ligt op de plaats van
de vroegere boerderij met die naam. Het oude
bos stond nog lang bekend als het "overbos van
Duinvliet", totdat het rond 1900 werd omge
doopt in Hoogduin. Klein Duinvliet heet sinds
dien Duinvliet.
Nog steeds is in het bos van Duinvliet iets terug
te vinden van de eens zo mooi aangelegde
buitenplaats.
Nu nog zijn fragmenten van rechte lanen en
slingerpaden te zien.
Deze restanten houden de herinnering levend
aan een zomerverblijf uit de tijd dat Domburg
nog lang geen massatoerisme kende.
Literatuur:
- H. Arends, Het Verheugd Zeeland, Amsterdam
1787.
- H.M. Kesteloo, Oostkapelle in woord en beeld.
Middelburg 1919.
- F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen, Mid
delburg 1888-1893.
- H.J. Zuidervaart, Mr. Johan Adriaen van de
Perre (1738-1790), portret van een Zeeuws regent,
mecenas en liefhebber van nuttige wetenschap
pen. In: Archief Kon. Zws. Gen. der Wetenschap
pen, 1983, pp. 1-169.
M. van den Broeke
30