duisternis, de duivel, om. Zwartekunstpoeder is toverpoeder. De Middelburgse geneesheer Dr. J.C. de Man (1818-1909) enquêteerde in 1859 onderwijzers, predikanten, vakgenoten en apothekers inzake het bijgeloof onder de Zeeuwse bevolking. Uit deze enquête blijkt dat in ieder geval de Middelburgse apotheker J.J. van der Harst op de Pottenmarkt het poeder verkocht. Waar schijnlijk maakte hij het ook zelf. Apotheker Van der Harst was één van de vierentwintig apothekers die Middelburg toen bezat. Hij gaf Dr. De Man informatie over "pulvis sympa- theticus". Van der Harst schreef over "poeder van sympathie" en over "zwartekunst poeder". Ik vermoed dat hiermee hetzelfde poeder wordt bedoeld. Met "zwartekunst" wordt "toverkunst" bedoeld. Iemand die kon toveren ging met de Een van de vragen die Dr. De Man in zijn enquête opnam, luidde: "Wat verhaalt men van de poeder van Sympathie?" Aan de hand van antwoorden van de informan ten, hoop ik ueen indruk te geven waarvoor dit poeder werd gebruikt en welk onheil het kon veroorzaken. Dr. Hendrik Quirinus Janssen (1812-1881), die van 1847 tot 1855 predikant was te Vrouwen polder, schrijft: "In de nabijheid van Veere, omstreeks drie kwartier van Vrouwenpolder, was eene arbeiders woning, waarin, volgens het algemeene gerucht, de zonderlingste dingen plaats vonden. Alle meubelen in het huis, tafels en stoelen, kisten en kasten, alles was in gestadige beweging, en met geen menschenmagt was men in staat iets stil te houden. Dit werd, zeide men, veroorzaakt door een inwonend meisje, die, verkeering houdende met een militair van Veere, van deezen een poeder ontvangen had, men noemde het poeder de "sintepathie" (sympathiC!)waardoor al die beweging verwekt werd. Juist was ik voor nemens met mijn onderwijzer, tot persoonlijk onderzoek, eens derwaarts te gaan, toen, onge lukkig, alles had opgehouden. Maar een sterke arbeider, die aan de familie van het spookhuis verwant was en dien ik naderhand eens met allen aandrang verzocht mij naar waarheid te zeggen wat hij van de zaak gezien had, verze kerde mij op zijne zaligheid, dat hij met drie groote kerels op de tafel gezeten had en dat het hun onmogelijk was geweest ze stil te houden. De zuster van het meisje, dat het poeder van den militair ontvangen had, kwam zich later als kindermeid bij ons verhuren. Haar was dit poeder door hare zuster ter hand gesteld, en zij was het, die het in de arbeiderswoning had aan gewend. Daarom kon zij thans, als verdacht van tooverij, nergens een dienst krijgen. Terwijl zij ons dit alles in eenvoudigheid vertelde, bezwoer zij ons met tranen in de oogen, dat wij haar, de alom verstootene, in huis zouden nemen, onder plegtige belofte, dat zij nooit weer zou doen waartoe hare zuster haar bewogen had. Ik heb later met anderen meermalen over de zaak gesproken. De beste oplossing schijnt mij te zijn die mij gegeven is door den heer J. C. de Man, med., Chir., et obst. doctor te Middel- 21

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1994 | | pagina 23